Ingezonden stukken.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.
De zaak Bähler.
Aan ‘Studiosus’.
‘Besint eer gij begint.’
Na lezing van Uw ingezonden stukje over ‘de zaak Bähler’ rezen de volgende vragen bij mij op: Waarop grondt ‘Studiosus’ zijn uitspraak in de tweede alinea van zijn geschrijf?
Waarom verwart ‘Studiosus’ in de derde alinea de ‘Chr. kerk’ en de Ned. Herv. kerk?
Waarom vergeet ‘Studiosus,’ dat in de Ned. Herv. kerk van bindende belijdenis geen sprake is?
Wat denkt ‘Studiosus’ van de uitspraak der Synodus Contracta, die van de zaak in kwestie zeker beter op de hoogte was dan de door hem genoemde kerkeraden?
De vierde alinea, betreffende den heer Netscher zal zeker door hem, die er in beschuldigd wordt van ‘gehuichel’ worden beantwoord.
De vijfde alinea munt uit door duisternis van inhoud en verwrongen stijl en is derhalve vrijwel onbegrijpelijk. Er schijnt uit te blijken, dat ‘Studiosus (studens a non studendo?) een vreemd begrip heeft van een Herv. kerk en haar leden, en dat hij wel wat eigenaardig oordeelt over de waarde van persoonlijke ideeën.
Het geheel maakt den indruk van zekere onbekooktheid, is in de Lelie niet bijzonder op zijn plaats en komt meer voort uit le désir de se voir imprimé, dan uit kennis van zaken.
Met een kleine variatie eindig ik met ‘Studiosus’ slotwoord: ‘Minder fijn gevoel en grover beleediging’ voor de uitspraak van ons hoogste kerkbestuur ‘heeft men nog zelden aangetroffen.’
J.L.N. ZILLINGER MOLENAAR.
ber. Predt. bij de N.H. Gem. te IJzendijke.