De Hollandsche Lelie. Jaargang 19
(1905-1906)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdTweede bedrijf.Het tooneel stelt voor de studeerkamer van ter Cock. Links voorgrond een bureau minister met stoel, rechts eene kleine tafel (met stapels schriften en eenige schoolboeken erop) en eenige fauteuils erom heen.
Gangdeur, midden in den achterwand. Venster op de straat ziende rechts. | |
Eerste tooneel.
| |
[pagina 233]
| |
door je lachje, door je beweginkjes, - door 't geschitter van je oogen - door 't dolle gedans van 'n haarlok, - of den klank van je stem! - O, als je wist! -
Caroline.
Stil Johan, onmiddelijk! -
(fier)
Ik weet dat je getrouwd bent met m'n zuster. Zij, dat ik met Her ben verloofd. - O, dat, je zoo'n misbruik van je positie kon maken!
Johan.
(bitter.)
Ja, ik weet 't ook, dat ik getrouwd ben, - o, ik weet 't - en als ik de kinderen niet had. -
Caroline.
(weeker)
Stil nu Johan.
Johan.
Je hebt gelijk. Daarover mogen wij niet spreken.
Caroline.
Ik had 't nooit gemerkt, en toch wel gedacht.
Johan.
Wat? -
Caroline.
Dat Jeanne je niet gelukkig maakte.
Johan.
Dat mag je nooit, nooit meer zeggen Lien. (na een poosje.) Lien wat zou jij doen als Her anders was dan je dacht!
Caroline.
Dat kán niet!
Johan.
Alles is mogelijk.
Caroline.
(nadenkend.)
O ja, als ik zou gelooven, dat 't waar is, wat je zooeven zeide, - maar dat geloof ik juist niet. Als je lief hebt, dan denk je aan geen ander. Al je denken is van die eene die je liefhebt vervuld. Behalve je meisje laat ieder ander je koud. Je kijkt niet naar 'n ander, niet naar hare gestalte, en niet naar haar haar of hare oogen, en Herman houdt van mij. Nooit zou hij zoo laag zijn aan een ander behalve mij te denken.
Johan.
Niet uit laagheid, - uit zwakheid. En dan de verleiding? -
Caroline.
Gaat langs je. - Die ken je niet als je liefhebt.
Johan.
O jelui domme meisjes die droomen met open oogen, en alleen maar kennen het haar eigen mooi - gedroomd leven, als Het Leven.
Caroline.
Neen, niet droomen, - maar die gelooven, gelooven in liefde! - en in Herman geloof ik! | |
Tweede tooneel.
| |
Derde tooneel.
| |
[pagina 234]
| |
kennen geen zwakte, wij kennen alleen onze liefde. Niets kan ons aan 't wankelen brengen (op eens heftig). Her, zeg 't me - zeg 't mij eerlijk. Ben jij óók zoo zwak om onder de bekoring te komen van een vrouwenlachje, of een vrouwenblik - terwijl je je meisje lief hebt?
Herman
(angstig).
Weet - je dan?....
Caroline
Hoe zwak de meeste mannen zijn - -
Herman
(verlucht)
Goddank!
Caroline
(droomerig)
Ik begrijp jelui mannen niet! -
Herman.
Toe kindje, verdiep je daar nu niet in. - Onze tijd is kostbaar, en ik moet je nog zoo veel zeggen. Je hebt me telkens en telkens weer geschreven, dat je van me houdt.
Caroline.
O ja, Her.
Herman.
Dat ik van jou houd, weet je. Ik heb je zoo lief - God, kind, je hebt er geen begrip van, als ik je brieven, je woorden van liefde lees, als ik je zóó precies omlijnd voor me zie, dan maakt 't me razend, hoor je, razend, dat jij en ik wonend in de zelfde stad, dicht bij elkaar, en dat ik je niet altijd kan zien, - je niet altijd bij me kan hebben. Ik smacht naar je - ja smácht, en dat terwijl jij rustig zit in die suffige omgeving en niet handelen wilt.
Caroline.
Niet wil?
Herman.
Zeker - Jij bent toch geen eigendom? Je dient toch een eigen wil te hebben. Maar dat is 't ongeluk, die heb je niet. Maar éen ding zeg ik je. Langer met me spelen laat ik niet. 't Is dood gewoon dwingelandij en verregaand egoïsme dat zij blijft weigeren. Maar voor jou, kind, is dat geen excuus. Je moet flink zijn. Je moet je eigen wil eindelijk eens laten gelden. Een van beiden - of je moeder, of ik. - Met jouw slaafsche onderdanigheid, met je kruipende angst voor je moeder krijg je niets gedaan. Zachtheid helpt ook al niet. Handel toch eindelijk eens. O - je moeder wil je niet missen. Ik weet er alles van. - En tegen mij heeft ze ook niets. - Natuurlijk niet. Tegen mij persoonlijk heeft zij niets meer of minder dan tegen iederen anderen man, die met je zou willen trouwen. Ik ben alleen voor haar de persoon die een einde maakt aan haar egoïstisch leven. Èn Jeanne, èn Johan zijn niet sterk genoeg om tegen dat egoïsme van je moeder te strijden. Dat jij je voor je moeder opoffert, haar toegeeft bij al haar doen en laten in de meest overspannen neigingen - ze vinden 't best, want zij hebben rust. Als jij trouwt beginnen de moeielijkheden. Wat zal er met moeder beginnen? Jij hebt je moeder verwend - verkeerd gewend door je onvergeeflijke zwakheid, en je moeder heeft aldoor misbruik van je gemaakt. Misschien lacht ze wel in stilte om je blindelingsche gehoorzaamheid uit vrees, dat jouw tegenwerpingen haar zouden prikkelen en eene herhaling van de ziekte tengevolge zouden hebben. Trouwens, naar alles wat ik hoor, Lien, geloof ik stellig dat die toevallen, alleen comediespel zijn.
Caroline.
Foei Her, hoe durf je zóó iets te zeggen.
Herman.
't Is zoò, ik geloof 't zeker.
Caroline.
Werkelijk niet Her, je moest haar soms zien.
Herman.
Comediespel! -
Caroline.
Neén. -
Herman.
Jawel Lieneke, maar nu over iets anders ik moet zóó weg.
Caroline.
Nu wat dan?
Herman.
Laten we September trouwen.
Caroline.
Her, zóó gauw?
Herman.
Ja kind. Ik zal denkelijk in Amsterdam aan de H.B.S. benoemd worden. Ik had 't je al eerder willen vertellen, maar wachtte liever totdat ik meer zekerheid had. Nu sta ik no. 1 op de voordracht. Het drietal is al opgemaakt. Nu, hoe vind je dat wel, Lien?
Caroline.
O, Her wat heerlijk voor je.
Herman.
En voor joú. -
Caroline.
't Is zoo gauw - en moeder. -
Herman.
Moeder - moeder! - Van wie houd je meer van je moeder of van mij.
Caroline.
Van jóu natuurlijk.
Herman.
Nu dan! - Wacht, 't is nu 28 Juni. Den 15den begint de vacantie. Dat is op 'n.... (haalt zijn portefeuille uit zijn zak en krijgt er een zakkalendertje uit) - dat is op 'n Vrijdag. We zouden dan 20 Juli kunnen aanteekenen. Nu schat?
Caroline
(heeft zijne portefeuille in de hand genomen en speelt er werktuigelijk mee, totdat zij op eens van haren schoot glijdt, en op den grond valt, terwijl tal van papieren en brieven eruit vliegen).
Herman
(ruw).
Had er dan ook afgebleven. (Hij zoekt zenuwachtig alle brieven bij elkaar.)
Caroline.
Toe, zoek nu maar niet langer, als er nog wat ligt, hindert 't immers niet. Ik zal straks nog wel eens kijken, als ik wat vind, bewaar ik 't wel. (zij raapt meê op).
| |
[pagina 235]
| |
Herman.
Toe, laat 't maar. Ik kan 't best alleen af.
Caroline
(ziet een brief bij het venster liggen en raapt dien op).
O, hè Her, 'n dameshand van wie is die?
Herman
(schijnbaar luchtig).
Dat zou je wel willen weten, niet?
Caroline.
Eens kijken?
Herman.
Wel neen, geef maar op!
Caroline
(houdt den brief vlak voor hem, plagend-lachend).
Pak dan.
Herman
(wil den brief grijpen, maar Caroline trekt hem lachend weg).
Caroline.
Pak dan toch.
Herman
(gebiedend).
Geef hier dien brief.
Caroline
(geprikkeld door dien toon).
Nu je 't zoo vraagt, krijg je hem lekker niet.
Herman.
Toe nou Carolien.
Caroline.
Eerst zeggen van wie?
Herman
(schijnbaar luchtig).
Da's nou écht vrouwelijke nieuwsgierigheid.
Caroline
(lachend niets vermoedend) (wil den brief uit het opengescheurd couvert halen).
Toch maar eens kijken. Je kunt nooit weten.
Herman.
Lien geef op dien brief.
Caroline.
Neen, vriendje, eerst kijken.
Herman.
Als je nu niet dadelijk dien brief teruggeeft, dan houd je ook niet van me.
Caroline
(lachend).
Wel, wel! -
Herman.
Dan vertrouw je me ook niet.
Caroline.
(lachend en plagend.)
Wie weet? - Mannelijke zwakheid.
Herman.
Nu zie ik net, dat je niets om me geeft.
Caroline
(lachend.)
Een héél klein beetje maar.
Herman
(op eens ruw).
Vooruit geef hier, onmiddelijk.
Caroline
(op eens geheel van toon veranderd).
Nu je er zoo'n drukte over maakt, steekt er zeker iets achter. Nu zal ik hem lezen ook.
Herman.
Dat verbied ik je.
Caroline.
Ik doe 't toch. (Zij gaat met den brief voor het venster staan en haalt den brief uit het couvert).
Herman
(valt op den canapé, en wringt in wanhoop de handen).
Lien - Lien dan toch.
Caroline
(leest), (werpt hem dan den brief voor de voeten). (Smartelijk).
Dus daárom, daárom.
Herman
(smeekend in wanhoop).
Lien, Lien.
Het gordijn valt.
Einde van het tweede bedrijf. |
|