De Hollandsche Lelie. Jaargang 19
(1905-1906)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 230]
| |
Bekroond Opstel.Ga naar voetnoot*)
| |
[pagina 231]
| |
En ge zoudt het die kleine kindertjes met hun vriendelijke snuitjes toe willen roepen: Prent dat versje in je hoofd. Begint geen dag zonder er even aan gedacht te hebben. En wij willen er ook even bij stil staan en ons zelf nog eens toeroepen: ‘Maakt, dat gij tenminste iederen dag iets doet, waardoor gij anderen gelukkig, misschien iets beter kunt maken. Dan is uw dag niet verloren.’ Het lijkt zoo eenvoudig en toch hoeveel menschen leven daar dag in dag uit om bijvoorbeeld hun spaarpot te spekken, om pretjes na te jagen, die een oogenblik misschien verdooven, maar nooit gelukkig zullen maken. Hoevelen zijn er, die hun plicht doen, maar ook niets meer. Iederen dag stipt hetzelfde, alsof ze machines, inplaats van denkende wezens waren. En toch het is zoo eenvoudig. Gij hebt zooveel! er zijn er, die niets hebben. Deel iets van het uwe mee, gij krijgt dan geen schatten, geen valsche liefde, maar een oprecht gelukkig gevoel terug. Ik denk aan dat oude vrouwtje van 84 jaar, waar ik zoo graag een uurtje ga babbelen. Wat klaart dat lieve oude gezicht op, als ik binnen kom, wat vertelt ze graag van vroeger en hoe of ze haar in een oudvrouwenhuis hadden geplaatst, maar het was er te slordig naar haar zin en ze liep weg. Ze kreeg van ieder wat en nu zit ze in haar wel arm, maar kraakhelder vertrekje, zoo tevreden en gelukkig, blij als er iemand een praatje komt maken. Dan vertelt ze later vol glorie aan haar familie: ‘En de juffrouw heeft bij me gezeten, wel een half uur.’ Ge geeft haar een kleinigheid om haar huisje mee op te sieren, maar dat doet 't hem niet, dat kon je laten brengen ook, maar je geeft er je zelf en dat is het, wat oud vrouwtje gelukkig maakt. Of wel er komt een klein arm vriendinnetje naar je toe, dat je dikwijls zag op de soepdeeling. Niet haastig doorstappen, even een hand geven, een praatje met haar maken. Wat ze scheelt aan haar oog, omdat er een lapje om zit? ‘O, juffrouw, ik kon zoo slecht zien en nu moet ik het indruppelen.’ Zeker wel een vervelend gevoel, toch maar trouw doen, hoor, dan is het gauw beter. Lenig smart en droog een traan. O, er zijn van die menschen, die op straat loopen en denken: Nu wou ik, dat er eens een brand uitbrak of iemand in het water viel, dan zou ik eens laten zien, hoe moedig ik ben. Maar ze zien, al voortstappend niet dat kleine, smeekende gezichtje van dat kindje, dat niet bij de bel kan en o zoo graag eens even door die groote mijnheer geholpen zou worden. Het leven bestaat niet uit groote wederwaardigheden, ze komen er wel in voor, maar we zijn er nooit tegen bestand, als we ons niet in het kleine oefenden. Daarom, dat zij ons doel te leven met God, altijd iederen dag in alle mogelijke gevallen. Uw dag is dan zeker niet verloren en uw leven zal er rijk door worden. Als ge heengaat zult ge gemist worden en dat moet ons hoogste levensdoel zijn, dat de menschen later van ons kunnen getuigen: ‘Die heeft niet voor niets geleefd.’
TYPO. |
|