zij, die niet meer in staat zijn daarvoor te voelen, en in plaats daarvan grijpen naar ‘nieuwe-kunst’, genre Heijermans en Quérido en van Deijssel c.s., in de hoogste mate zijn te beklagen, om den achteruitgang in begrip van wat waarachtig-mooi is, waarvan zij daardoor blijk geven!
En toch ben ik overtuigd, dat slechts een zeer kleine minderheid van menschen heden ten dage den moed der onafhankelijkheid zal bezitten van Hollandsch Binnenhuisje te durven bewonderen als een boek van talent!
Het doet je op het eerste gezicht zoo ouderwetsch aan, die eenvoudige, vertellende stijl, zonder eenige poging om aan ‘woordkunst’ te doen, of nieuwe uitdrukkingen te vinden voor de gewóónste dingen; de verhaaltrant is zoo gewoon, zoo zonder eenige pretensie van karakterontleding en ziels-analyse; en de gebeurtenissen volgen elkaar zoo traag en weinig belangwekkend: een paar huiselijke kleinigheden, de geboorte van een paar kinderen, de dood van den oudsten!
En dat is alles! Nietwaar, als je daarneven legt, de voor een vrouw aller-zonderlingste zaakkennis van een Jeanne Reyneke van Stuwe in Hartstocht, of de geniepige, schauwe onthullingen onzer ‘jongeren’, of de zoogenaamde reinheid van Zondeval, dan moet je wel tot de overtuiging komen, dat een Johanna van Woude, met haar Hollandsch Binnenhuisje, behoort tot de ‘verouderde’ richting, waarop ‘De Meester’ van Deyssel, met die souvereine minachting neerziet, die hij ontleent aan de, volgens hem-zelf, zoo groote beteekenis van zijn eigen ‘meesterwerken’! - Maar wie in staat is éérlijk en onpartijdig te oordeelen, die moet ook nu, na al deze jaren, waarin de letterkunde een zoo gansch andere richting inslaat, nochtans erkennen, dat er een groot talent toe behoort een geschiedenis van jong geluk zóó uit te beelden, met zóó eenvoudige middelen, als de schrijfster van Hollandsch Binnenhuisje dat deed, zóó wáár, zóó roerend, zóó sprekend van ziel tot ziel, dat er bij de verschijning van haar boek een schok ging door heel ons land, niet omdat de critici in haar begroetten een letterkundig talent, (dat laat het publiek steeds héél koud, want zulke ‘talenten’ worden dagelijks met ophef begroet, en weldra weder begraven), maar omdat zij gesproken had met een stem die wéérklank vond in élk gemoed, omdat zij het eeuwenoude lied van liéfde en van geluk had weten te zingen op een nieuwe, en toch voor élk menschenhart verstaanbare wijs! De heel alledaagsche liefde van twee alledaagsche menschen, het heel alledaagsche levenslot dat hun deel is, de alledaagsche omstandigheden waarin zij zich bewegen, dat alles heeft Johanna van Woude vereenigd tot een geheel,
zóó roerend-eenvoudig-wáár, dat men het boek in waarheid kan noemen uit het leven gegrepen! Het hoogtepunt bereikt haar talent als zij schildert de ziekte, den dood, de begrafenis van het kind, den oudsten jongen! Wel zelden is moeder- en ouderliefde juister en gevoeliger onder woorden gebracht, dan in dat hoofdstuk: ‘Duisternis!’ De schok teweeggebracht door den plotselingen overgang van geluk en vreugde tot de wanhoop van dood en smart wordt meesterlijk-aanschouwlijk voorgesteld, in die bladzijden die ons vertellen de gevoelens van den vader, wanneer hij zich, na het sterven, alleen bevindt en het speelgoed aanziet waarmede zijn ‘Jan’ nog zoo kort geleden zich vermaakte, of als hij staart op de bloeiende natuur rondom hem, zoo in tegenstelling met wat er in hem omgaat, of wanneer hij in het rijtuig naar het kerkhof rijdt, en bedenkt hoevele vaders reeds vóór hem dien zwaren tocht aflegden, en hoevelen hetzelfde nog zullen moeten doen ná hem! Maar niet alleen in deze laatste hoofdstukken van leed en rouw, - het is altijd gemakkelijker de smart dan het geluk gevoelig weer te geven, - in gansch het boek, juist dáar waar de zonnige zijde van het huwelijksleven zoo aantrekkelijk wordt geschilderd, toont zich de schrijfster een kenster van het menschelijk hart, in de ontleding der verhouding tusschen Truus en Hein, zij een zacht, beminnelijk, eenvoudig vrouwtje, hij, een soms wat humeurige, in den grond beste man; twee menschen met deugden en gebreken beide, zooals er velen zijn, en in wier ‘Hollandsch Binnenhuisje’ de lezer, dank zij het talent van Johanna van Woude, inblikt als zag hij alles in werkelijkheid vóór zich! -
Want deze Truus, - dáárin ligt het geheim van het huiselijk geluk der twee, - heeft haar man wezenlijk lief, ziet hare plichten als vrouw en moeder veel meer en veel duidelijker, dan hare rechten! Ook dáàrin is het boek niet meer van onzen tijd, waarin het immers mode is allen mogelijken nadruk te leggen op de gelijkstelling van man en vrouw, óók in het huwelijk en op de plichten die ‘hij’ jegens ‘haar’ heeft, veel meer dan omgekeerd! - Hoe veel, uit een opvoedkundig oogpunt, valt