Kunst en Wetenschap.
Uit ‘Zaanlandsche Oudheden’.
Wat schreef men toch vroeger eigenaardige boeken!
Al bladerende in het jaarverslag van den toestand der Vereeniging tot uitbreiding en instandhouding der Zaanlandsche oudheidkundige verzameling Jb. Honig Jzn. Jr. te Zaandijk over 1903-1904; - (waarom niet Museum Honig, tout court?) - komt voor ‘Dirk Boing, De pligten van Handwerks-lieden en dienstbooden, uitgegeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Tweede druk. Te Amsterdam, 1799’.
Dit boekje werd in 1806 als prijs ‘tot aanmoediging gegeven aan Guurtje Groen’.
Of Guurtje Groen uit dat geschrift veel aanmoediging zal geput hebben, durven we niet zeggen. Het komt ons echter vreemd voor, dat zulke nuttigheidsboekjes nog in 1799 noodig waren, want het is zeker de vrucht van een prijsvraag, zooals het Nut er zoovele uitschreef.
Dat het ‘Museum Honig’ zulk een boekje bewaart is goed, want door dergelijke voorwerpen verkrijgt men een goeden kijk in de kultuur van ons land, van onze provincies, van onze steden.
Bijzonder aantrekkelijk zijn ons ook uit die ‘Zaanlandsche oudheden’ de beide boekjes over de Walvischvaart.
Daarvan is weinig bekend, en toch was dit vroeger voor ons land zulk een bloeiend bedrijf.
Zelfs de plateelbakkers te Delft maakten zich er van meester, en we zien op menig voorwerp, afkomstig uit hun fabrieken, tafereelen uit het walvischbedrijf afgebeeld.
Dit mededeelende moeten we voor de zooveelste maal constateeren, dat voorwerpen uit vorige eeuwen èn door vorm, èn door wijze van bewerking, èn door de voorstelling, of den aard van het décor, en wat niet al, even zooveel eigenaardige bronnen van studie vormen omtrent de kultuurgeschiedenis van ons land en volk.
Wij willen dan ook niet nalaten om den volledigen titel te geven, namelijk: ‘Nieuwe Beschrijving der Walvisvangst en Haringvisscherij met vele Bijzonderheden daartoe betreklijk. Als deszelfs opkomst en bloei, waar, en hoedanig de walvisvangst in den beginne geoefend werd, hoe dezelve nevens de walrussen en zeehonden of robben gevangen worden, en t' huis gebracht; - Opkomst en begin der Haringvisscherij, hoe de Nederlanders daarin ten allen tijde hebben uitgemunt, de Manier hoe dezelve gevangen, gekaakt, gezouten, gepakt en verzonden worden, en berekening der aanmerkelijke winsten, welken dezelven opleveren. Met 21 fraaie kaarten en plaaten.’ 1791, 4 deelen.
A.J. SERVAAS VAN ROOYEN.
Oud-Gemeente-archivaris.
Den Haag.