Ingezonden stukken.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.
Een paar opmerkingen over ‘Levensbeschouwing’ van Regina.
Hadden de opstellen van R. inplaats van genoemden titel, dien van Geloofsbelijdenis gedragen, dan ware elke kritiek daarover buitengesloten geweest, althans voor allen die het Geloof, het daarmede bedoelde namelijk, als streng subjectief beschouwen. Ik meen dat de zeer geachte hoofdredactrice van de Lelie hetzelfde standpunt inneemt en dat haar Geloof identiek is aan haar diepst innerlijk zieleleven, alzoo beslist individueel moet heeten. Het betreft immers het bovenzinnelijke, het bovenaardsche, het idealiseeren van 't geen men als het allerhoogste beschouwt en in de ziel is opgenomen. Zoodanige beschouwing kan uit den aard der zaak nimmer tot een objectieve waarheid gemaakt worden, al wordt het onder zekere vormen, formules, leerstellingen en dergelijke, sedert vele, vele eeuwen beproefd en volgehouden. Wat de geschiedenis, ook die van onze dagen, dienaangaande heeft geboekstaafd op zoo menige bladzijde, zegt duizendmaal meer dan de diepzinnigste, voortreffelijkste redeneringen over dit punt.
Het is mij nooit gelukt heil te zien in het propaganda maken voor een bepaalden geloofsvorm en wensch te dezer plaatse liefst niet uit te weiden over de ontzettende, gruwelijke, menschonteerende feiten die in den loop der eeuwen met zoodanig propagandeeren gepaard gingen, of daaruit zijn ontstaan.
Met hen die zeggen: ‘het geloof behoort tot ‘de binnenkamer,’ ben ik het volkomen eens en beschouw die binnenkamer als symbool, welks beteekenis is 's menschen ziel.
Propaganda maken voor een bepaalden geloofsvorm acht ik uit den booze, omdat het verdeeldheid brengt en altijd gebracht heeft onder de menschenkinderen. Hoe kan het anders, waar het vooreerst tot het abstract gebied behoort en het werkelijk bestaan van het object der voorstelling noch wiskundig bewezen, noch wiskundig ontkend kan worden; ten tweede ontwijdt, ja ontheiligt men dat object door het te belijnen, door er eigenschappen aan toe te kennen en allermeest door het in eenigszins concreeten vorm te belichamen, of in beeld te brengen. Dit laatste vermeen ik paganisme te mogen noemen.
Eerbiediging van zijn Geloof eischt ieder geloovige - en terecht - voor zich, maar daarmede legt hij zich tevens den duren plicht van verdraagzaamheid op, een plicht die ook nog in onze dagen duizendvoudig en op allerlei wijze wordt verzaakt.
Van hetgeen m.i. tot levensbeschouwing mag gerekend worden, heeft de Lelie meermalen voortreffelijke bijdragen geleverd, niet het minst die van ds. Ternooy Appel. Het groote verschil nu tusschen deze bijdragen en die van Regina bevestigt tevens, dat er een zeer kenmerkend onderscheid bestaat tusschen geloofsbelijdenis en levensbeschouwing. Streng subjectief als eerstgenoemde is, zoo behoort laatstgenoemde veel meer objectief te zijn, want zij moet spreken