Kunstcatalogussen.
Wat zien zij er tegenwoordig heel anders uit dan vroeger. Die akelig slecht gedrukte boekjes, zoo compres mogelijk, op flodderig papier, welke op zijn best een goeden titel of eene beschrijving van het nommer, ten verkoop aangeboden, gaven, zijn vervangen door kunstboekjes of boeken, welke men zorgvuldig bewaart, en, bij het gebruik, netjes en vlekkeloos behandelt.
De catalogussen zijn tegenwoordig stukken kunstgeschiedenis, waarbij tal van afbeeldingen zijn gevoegd, welke er een levendig aanzien aan geven.
Zeer zeker drukt het illustreeren op de veilingskosten, maar die komen er aan den anderen kant wel weer uit.
Indien men bij voorbeeld in een catalogus leest: Portret van Prins Willem III, waarbij hoogstens gevoegd is: ‘met adres van Rombout van den Hoeje, en een gedicht,’ dan zal men, zonder het vooraf te hebben gezien, niet zoo gauw tot aankoop genegen zijn.
De belangstelling klimt echter, indien in den catalogus de afbeelding, in goede reproductie, wordt gegeven.
We zien dan den jongen twaalfjarigen Prins, gezeten op een stijgerend ros (hengst), dat hij, met krachtige hand, de rijzweep rechts houdende, bestuurt.
Het kostuum van het Prinsje en zelfs de schabrak van het paard, vragen de aandacht, maar vooral de achtergrond van het prentje.
De achtergrond is het meest bekende plekje van den Haag.
Hij geeft een gezicht op den Vijverberg, met rechts de gebouwen van het Binnenhof, en op het eerste plan, het Stadhouderlijk gedeelte.
De Prinses Douarière is daar juist uitgereden. Een fraaie karos, met zes paarden bespannen, rijdt ons voorbij.
Op het Buitenhof loopt men hard om naderbij te komen, terwijl de paarden welke in den Hofvijver, in het wed zwemmen, door hun berijders worden gewend, om persoonlijk gelegenheid te hebben haar te groeten.
En als we dan het versje lezen van J. Dullaart, dan mogen we zeggen het is médiocre poëzie, maar dan moeten we tevens getuigen, dat men er oudtijds slag van had om de aandacht voor kunst te wekken.
‘Dit is d'Oranje telg, uit het doorluchtig bloet
Van Keizers, Koningen en Vorsten groot van moet
Geteelt tot straf van haar die deze Stamboom haten
Dus blinkt de Morgenzon der vrijgevochte Staten
Den onderdaan tot troost, den vijanden tot schrik
Zoo leeft in Willems zoon de strijdbre Frederik
En glinstert als een Godt der Wapens uit zijne oogen
De tijt zal aan de Loir zijn Princelijk vermogen
Herstelt zich als zijn jeucht de manlijke achtbaarheit
Bereikt en door het staal zijn wettig recht bepleit
Dan zal de krygsdeucht van Nassauw in hem herleven
En doen voor zyn rapier gekroonde koppen beven.’
Het vers is oorlogszuchtig genoeg, maar zoo was toen de tijd.
We maken geen reclame voor uitgevers of verkoopers, maar noemen en roemen den Catalogue d'estampes en dergelijke van de velen, die er zich op toeleggen om de Catalogussen tot blijvende kunstwerken te stempelen.
A.J. SERVAAS VAN ROOYEN.
Oud-Gemeente-archivaris.
Den Haag.