De Hollandsche Lelie. Jaargang 19(1905-1906)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Februari 1904. I. Waar ik ook ben, in wat menschengewoel Altijd omzweeft mij dat zalig gevoel Dat een kind gaat ontvangen het leven van mij, Dat straks wordt geboren, mijn kind van den Mei. En ik buig mijn hoofd met diep ontzag Voor de groote taak die 'k beginnen mag. Och.... of niet die taak te zwaar zou zijn.... Maar ik denk aan den vader van 't kindje mijn. Hij zal met mij deelen dat groote werk. Nu voel ik gesteund mij zoo veilig en sterk. Bewaken met liefde, oneindig groot, Het kind dat gevormd wordt in mijn schoot, Te leiden dat zieltje zoo rein, zoo zacht, Dat is het werk dat ons samen wacht.... Augustus 1904. II. Nu heb ik niet meer Gedachten zwaar, Nu ben je enkel Mijn kindje maar, Dat kraait en trappelt Zoo vroolijk, blij: Mijn kleine ventje Zeg, ken je mij? Nu streel ik je voetjes Zoo warm en zacht, Nu kus ik je snoetje Dat vriend'lijk lacht [pagina 180] [p. 180] Een mollig lijfje, Twee handjes klein, Zou iets ter wereld Zóó snoesig zijn? Mijn kleine kleuter, Eens word je groot, Maar hoor eens, kleintje Op moeders schoot Hóe groot en hóe wijs Je later zijt Voor moedertje blijf je Een kind altijd! A. de Gr. W. Vorige Volgende