evengoed schriftelijk konden doen. Overigens was het in dit geval volkomen wáár dat ik uit de stad was. - Wel neen, ik heb U Uw schrijven volstrekt niet ‘kwalijk-genomen’. Waarom zou ik?
Nily. - Vriendelijk dank voor Uw briefkaart en het bewijs daarin dat gij, op reis ‘Im Fluge durch die Welt’, aan mij denkt. -
C. van A. - Als ik U particulier antwoord, komt het niet terecht, dank zij Uw nalatige hospita, en als ik 't in de Lelie doe, is het óók reeds gebeurd dat gij het niet onder de oogen hebt gekregen. Dus zal ik deze maal de beide manieren gelijktijdig beproeven. Ten eerste moet ik U bedanken voor Uw schrijven, dat mij meteen opheldert Uw stilzwijgen op mijn briefkaart, waarover ik mij reeds verwonderde. Ten tweede wil ik de toegezegde schets uit het militaire leven, (ik gebruik niet Uw meer téékenend woord, maar ik ben het met U eens), gaarne ontvangen, ten derde is Uw schets, waarover gij spreekt, meen ik, reeds geplaatst. Ik heb er geen meer van U in voorraad, voor zoo ver ik weet. Aangename 26 dagen wensch ik U toe! Maar ik heb idee dat ze dat wel niet zullen zijn?
J.v.L. - Zendt mij nu vooreerst niets meer; aan niet-abonné's sta ik niet al te veel ruimte af voor bijdragen, tenzij die natuurlijk van buitengewoon-goed gehalte zijn. - Ik moet deze twee sonnetten nog nazien, bevallen ze mij dan zal ik ze plaatsen en U bewijsnommers toezenden. -
A.V. - Wilt gij mij den naam meedeelen van het door mij geplaatste stukje, dan kan ik het nazien, en zal U het honorarium opgeven. Ik begrijp heel goed, dat gij blij zijt met de plaatsing wanneer het Uw eersteling-werk is, maar als gij geen abonnée zijt, wat ik afleid uit Uw briefje en ingesloten postzegel, dan geldt ook voor U wat ik hierboven schrijf aan J.v.L., namelijk dat gij mij niet moet overstelpen met bijdragen, omdat daarvoor geen plaats is in de Lelie, die toch reeds stof genoeg heeft. Bovendien vind ik dit nu gezonden stukje in geen geval geschikt tot plaatsing, omdat het stijl en inhoud beide mist, en een heel oppervlakkigen en dunnen indruk maakt.
A. - Ja, de door U gemaakte opmerking is juist. Maar gij hebt mij verkeerd begrepen. Ik-ook ken die bepaling der wet, maar ik vind het een reden te méér om die wet dan niet toe te passen in dit geval, waarin het bijna zeker is dat de verdachte, als hebbende dan geen aanleiding tot dergelijke handelingen, zich zal gedragen op een wijze die zijn ontslag na een jaar noodzakelijk maakt. En dan gaat hij dus verder vrij uit! Na zulk een misdrijf! Juist daarom had men hem behooren te straffen!! Hebt gij gelezen wat daaromtrent werd geschreven in Het Weekblad van het Recht? Dit is zeer juist-gezien, dunkt mij.
Gaarne voldoe ik aan Uw wensch, de aandacht te vestigen op het door U bewoonde Tehuis. Daarom neem ik het daarop betrekking hebbende gedeelte uit Uw brief gaarne over:
‘U zoudt mij, een groot genoegen doen door de aandacht der abonnees te vestigen op het Tehuis voor werkende (beschaafde) vrouwen, voormalig Huis en Haard, Laan van Nieuw Oost-Indië 14, waar dames van allerlei gezindte en leeftijd voor goed of voor tijdelijk een aangenaam, gezellig, en goedkoop tehuis vinden.
Ik woon er nu bijna twee jaar, en vind het er in een woord heerlijk. Het huis (dat vroeger hotel geweest is en waarin het dus niet aan ruimte ontbreekt) is prachtig gelegen, vlak bij het Haagsche Bosch, en de wegen naar Voorburg en Leiden, dus uitstekend geschikt als uitgangspunt voor fietstochtjes. Men kan er genieten van hel buitenzijn, terwijl men toch ook weer minder ver van het centrum der stad verwijderd is dan b.v. op Duinoord. Bij het huis behoort een flinken tuin en ruime remise tot berging van koffers en fietsen.
De toon, die er heerscht is prettig en vroolijk, terwijl er van harte deelgenomen wordt in elkanders lief en leed. Wat ik er zoo heerlijk vind is de volkomen vrijheid van doen en laten en de breede levensopvatting, die men er heeft.
Aangezien de bedoeling van het Tehuis is een groot gezin te vormen, waarin de directrice, een lieve beschaafde vrouw van middelbaren leeftijd, de huisvrouw vertegenwoordigt moet men zich natuurlijk regelen naar de huisorde wat betreft de uren der maaltijden enz., buitengewone omstandigheden voorbehouden, doch dit is natuurlijk zoo in elk geordend huishouden. Ons Tehuis wordt herhaaldelijk bezocht, door vreemdelingen, zoodat men er dikwijls in de gelegenheid is zijn talen te oefenen. De voeding is er uitstekend en de prijzen zeer billijk: f 2. - per etmaal, f 10.50 per week en f 35, - pier maand (2e etage) waarvoor ieder een aparte kamer heeft.’
Vriendelijk dank voor Uw hartelijke woorden aan mijn adres. Ja, het is voor mij een voldoening als mijn Lezeressen en Lezers zeggen, dat zij ‘het Blad niet gaarne zouden willen missen.’ Wat dat het ‘niet altijd met alles eens zijn’ betreft, ik heb reeds meermalen uitgelegd, en gij zult dat dan ook wel beamen, dat ik 't een groot bewijs van onbeteekenendheid zou vinden wanneer mijn geschrijf van dien aard was dat iedereen 't er altijd mee eens zou zijn. Want welke ijsbaarlijke gemeenplaatsen zou ik moeten verkondigen om ‘iedereen’ tot toestemming te noopen! -
Gerrie. - Ik kan U niet zeggen hoe zeer ik met U te doen heb, want juist gij, die mij altijd zoo vroolijk schreeft, die zoo genoot van Uw jonge leven, en die mij op Uw photo zoo lachend-gelukkig aanziet, gij moet U wel ellendig-beroofd en door het leven geslagen voelen bij dit onverwacht verlies! Er is maar één troost voor U, en die troost is m.i. niet denkbeeldig, namelijk dat het voor U een heerlijke nagedachtenis moet zijn Uw zuster te hebben liefgehad, en het zoo goed met haar te hebben kunnen vinden. Want ik ken zoo veel volwassen dochters in één gezin, die samen altijd kibbelen, jaloersch van elkaar zijn, op zijn best genomen onverschillig-koud nevens elkaar voortleven! Des te harder echter is het ook weer, dat juist eene, die haar zuster zoo liefhadt als gij, haar moet missen waar zoovele anderen leven blijven die elkaar niet noodig hebben. Dat raadsel van ‘Waarom’ is een waarvoor wij gedurig staan: Die gemist kunnen worden blijven, en die veel liefde verspreiden en ontvangen, die juist gaan het spoedigst heen dikwijls! - Ik ben heel blij dat Uw zuster zoo zeker geloofd heeft in het Hiernamaals; dat is inderdaad voor haar een heerlijke troost geweest. En Uw arme moeder, die reeds zoo véél verloor! Ja, dan moogt gij nu wel gansch en al haar troost en haar steun wezen! En ik ben ervan overtuigd, naar Uw vroegere brieven te oordeelen, dat gij stellig zult trachten dat te zijn! Wees voor haar een zonnetje, dat heeft zij nu wèl noodig!
Ja, ik ben blij, dat gij vertrouwen hadt in mijn medelijden met U, en dat gij Uw verdriet hebt geschreven. Mijn correspondenten moeten mij niet alleen hun vreugde, maar ook hun verdriet durven toevertrouwen. Ik ben iemand, die kan meevoelen voor treurigheid, omdat ik weet wat het is verdriet te hebben, en hen die men liefheeft te moeten afstaan aan den dood.
G. van den B. (Zendster van vijf ansichtskaarten.) - Hartelijk dank voor Uw leuken ‘brief’, op die manier. Ik vind het een aardig idee!
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
Sluiting red: ged: