Troost.
Een eenvoudig figuurtje ging daar langs het veld.
Het kastoren hoedje, het allereenvoudigst, - grijs wandelpak, niets aan haar trok de aandacht; en wel het allerminst haar dof-fletsch gezichtje.
Er liep niemand langs de verlaten velden. Maar àls iemand haar was voorbijgegaan en toevallig toch, doordat zij daar zoo heel alleen liep, had opgezien naar haar moede oogen, zou die alleen maar den indruk hebben meegekregen: of alles verloren was.
Dat was ook de hoofdindruk van alle herinnering, alle vage gedachten, die op dit oogenblik tot haar kwamen nu zij na langen tijd eindelijk weer eens geheel aan zich zelve overgelaten was: alles was verloren.
Wat was dat in langen tijd niet gebeurd, dat zij zoo vrij haar eigen weg had mogen gaan, voor enkele uren, - zoo geheel met zichzelve alleen.
Zij was gelukkig getrouwd geweest, overgelukkig, na een langen verlovings- en wachtenstijd.
Gelukkig, maar kort. Juist twee jaar na hun huwelijksdag was haar nog jonge man gestorven.
Hij was leeraar geweest aan een pas opgericht gymnasium, en zijn vrouw kreeg geen pensioen.
Het leek toen zoo'n uitkomst, dat zijn medelijdende familieleden die betrekking voor haar vonden in het weeldehuis van een bejaarde dame, waar de arme, onbemiddelde, gebrokene nu immers een tehuis, toevlucht en onderkomen had, voeding, kleeding, een zorgeloos bestaan.
Daar was zij nu al drie maanden.
's Morgens, bij het vinnig geluid van een wekker, stond zij op, moedeloos, lusteloos voor een langen dag vol nietige plichten, gevoelloos-gehoorzaam aan de knorrige grillen van een zelfzuchtige, oude vrouw.
Die had in jaren niet zoo'n gewillige ‘gezelschapsdame’ gehad.
's Avonds, vermoeid, viel zij in een zwaren slaap zonder droomen.
Zoo waren de dagen omgegaan. Nu kwam er een, anders dan de vorige.
Zij moest per stoomtram naar het eerste spoorwegstation in de buurt, om een dochter van Mevrouw af te halen.
Daardoor was zij vrij, voor een paar uren; vrij om haar gedachten te laten gaan waar zij wilden, om zich op te richten aan haar gedachten, al drong dit nog niet dadelijk tot haar door.
Toen zij de stoomtramhalte bereikte, bleek zij nog veel te vroeg te zijn. Met de ongedurigheid, aan zenuwpatiënten eigen, had de oude vrouw haar veel te vroeg uit huis gezonden. Maar een gevoel van verademing kwam over haar toen zij het bemerkte - nog twintig minuten om kalm heen en weer te loopen of te rusten.
En ze dacht aan vroeger - als zij uitstapjes maakte met haar man - die had háár altijd geplaagd met haar onrust en gejaagdheid om naar den trein te komen. Eerst wou ze machinaal de tranen terugdringen, die haar in de oogen sprongen, maar plotseling bedacht ze: waarom? Hier was geen sterveling, voor wie zij zich hoefde in te houden. De takken der boomen bogen zich tot haar neer of het de armen waren van vertrouwelijke vrienden, die haar aanmoedigden: ‘schrei maar, arm menschenkindje, schrei maar - wij weten 't ook wat verlatenheid en verdriet is, als stormen ons teisteren en stroomen van tranen langs onze naakte stammen vloeien.’ -
Nu waren het najaarstakken met roodgetint loof bedekt, maar het arme jonge vrouwtje kon nooit later die mooie plek terugzien of zij dacht aan die eerste maal, toen zij hier geschreid en er zich door getroost gevoeld had - toen zij de troost van de natuur had gevonden.
- De tram stoomde aan, en zij was al veel kalmer.
De gewaarwording van het instappen, plaats betalen en medereizigers om zich heen te hebben, brachten haar meer en meer dat gevoel terug van op-reis-zijn, waar zij vroeger zoo van had gehouden, en nu de schok van de eerste ontmoeting ermede voorbij was, begon zij ervan te genieten, hoe weemoedig haar genot ook zijn mocht.
‘Wat hebben wij toch vroolijke uren doorleefd, toen - en toen - en toen’....
De tram stond stil voor het station, eer zij er besef van had, dat zóóveel tijd om was.
In de wachtkamer van het station waren tamelijk veel menschen, en in de vage hoop den troostenden gedachtengang terug te vinden, die haar moede ziel straks had verfrischt, ging zij daar niet binnen, maar bleef in den verlaten corridor op en neer loopen.
Toevallig - daar hing het vol reclame-