Ter bespreking toegezonden.
Het kind van Staat. Dramatiesch tafereel in drie afdeelingen, door H.J. Schimmel. (2de druk, door den schrijver herzien). (Uitgever C.A.J. van Dishoeck, Bussum.)
Als ik mij niet zeer vergis is dit tooneelstuk onlangs op het Loo opgevoerd, door dilettanten, voor de Koningin en den Prins. Nu dat verwondert mij niet, waar de inhoud betreft Haar voorzaat, den lateren stadhouder Willem III. - Al is Schimmel niet onrechtvaardig of oneerlijk in zijn voorstelling van de Witt, toch blijkt op iedere bladzijde van het ‘dramatiesch tafereel’ hoezeer het hem te doen is om het harde lot van ‘Het kind van Staat’ in een helder daglicht te plaatsen, en diens scherpzinnigheid en geestkracht scherp te doen uitkomen. Wel, al deze dingen liggen zoo ver achter ons, en de zoogenaamde ‘geschiedenis’, wat men daaronder officieel verstaat althans, is zoo'n leugenbrokkig ding, dat het onmogelijk is uit te maken, in hoeverre al deze dingen zich waarlijk zoo hebben toegedragen als de historie het ons wil wijsmaken. Maar zeker is het in elk geval, dat de moord van de gebroeders de Witt op ons volk kleeft als een leelijke smet. En om die reden kan ik voor mij, afgescheiden van de letterkundige waarde van Schimmels dramatiesche schets, onmogelijk iets voelen voor den inhoud daarvan, die mij toeschijnt een soort verheerlijking van de Prins-gezinden, (aan wier ‘vaderlands-liefde’ wij dien verraderlijken, laffen moord te danken hebben). De Raadpensionaris Johan de Witt, zoowel als zijn broer Cornelis de Witt, waren mannen die veel gedaan hebben om Holland groot te maken, zonder dat zij daarbij zichzelf trachtten te verrijken. Zij waren rechtschapene, eerlijke menschen, die allerminst verdiend hadden te worden vermoord op die wreede en menschonteerende wijze, waarin het losgelaten gepeupel zijn vreugde vindt als het de baas wordt. Wie is hier de ware schuldige geweest? Wie liet dit alles toe achter de schermen, ja bereidde het voor, moedigde het aan? De ‘geschiedenis’ buigt en kromt zich in zijn officieele plooien, al naar gelang de omstandigheden het meebrengen. Maar
wat mij betreft, ik vind de moorden begaan eerst aan Oldenbarnevelt, (want diens ‘vonnis’ was een gerechtelijke moord op hoog bevel,) en toen aan de de Witten van dien aard, dat ik liever zwijg over die tijdperken onzer geschiedenis, en over wat ermee in verband staat, dan er over in verrukking te geraken uit ‘Vaderlands’-en ‘Oranje-lievendheid’.-
Vandaar dat ik mij voor ‘Het kind van Staat’ niet kan voelen ontgloeien in die geestdrift, die een over het ‘Oranje-zonnetje’ en wat dies meer zij wauwelend ‘vaderlander’ vermoedelijk moet bezitten.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.