gemeenplaatsen over lijnen, kleuren, harmonieën, enz., enz.! Maar geen hunner bezit die natuurlijke, ingeboren liefde tot het Schoone, die niet achteloos kan voorbijgaan aan zee en woud en lucht en bloemen, en uitzingt hun steeds wisselende en steeds nieuwe bekoorlijkheid. Van daar dat Van Hulzen je zoo weldadig aandoet als een wezenlijk artist, een die ziet èn leeft, en geniet van wat hij ziet, en van wat het leven hem laat beleven, met een èchte kunstenaarziel! - De stemmingen van zijn held van Reelen, als hij met Anna Pauwlona wandelt door de omgeving van Beatenberg, kunnen niet anders zijn dan de eigen gewaarwordingen van Van Hulzen. Dat voel je op iedere bladzijde! Wat van Reelen zegt en denkt en voelt op het punt natuur, dat is datgene wat Van Hulzen zelf zóó denkt en zóó voelt.
Enkele uitspraken in dit boek komen mij eigenaardig-eenzijdig voor. Zoo b.v. waar de schrijver van Reelen laat optreden netjesgekleed ter eere van Anna-Pauwlona's zuster, die in hem den aanstaanden verloofde ziet. 't Oogenblik waarvan ik spreek is 's ochtendsvroeg, in een klein hôtel, tweede rang, in het dood-eenvoudige, landelijke Beatenberg boven Interlaken.
En nu hij aanstreek geheel in 't zwart, tusschen de dubbel-omgeslagen mode-boord en de nauwe opening van 't vest een smal, heel smal dasje, weer zwart maar van zware zij met een bijna onzichtbaar groen moesje, geen ring, geen dasspeld, en zelfs geen ketting, vond zij hem korrekt-gekleed, deftig, en toch niet burgerlijkklein, het officieele van 't zwart weggedrongen door de lichte zacht-oranje kleurige zomerschoenen, die, goedgewast, glansden als spiegels,’ (blz. 124, deel 11).
't Lijkt mij een gewaagd beweren, dat zoo'n eigenaardige kleeding, nog wel 's ochtends aan het ontbijt, en in een landelijke ‘Sommerfrische’, een ‘deftigen’, ‘niet kleinburgerlijken’ indruk zou maken op een beschaafd jong-meisje, dat wéét hoe het hoort! Stel je voor het schoolmeester-type van iemand 's ochtends-vroeg al heelemaal in 't zwart, als hij in een pension zit aan het ontbijt. En dan die ‘oranje-kleurige schoenen’! Als kleurig afsteeksel bij het zwart van de rest! - Oranje-kleurige schoenen, en een heelemaal zwart pak, met een vest als van een Engelschen dominee!! Enfin, smaken verschillen! Laat ons op gezag van den auteur aannemen, dat Anna Pauwlona zoo'n wanstaltige zonde tegen den goeden smaak heusch ‘deftig’ vond! Maar persoonlijk protesteer ik tegen een andere stoute bewering van den schrijver, waar hij Anna Pauwlona laat wijsmaken door van Reelen, dat alle Hollanders uit één stuk Hollander zijn, omdat ze, ondanks ‘vreemde smetten’, van allerlei aard, dadelijk na één geslacht pur-sang Hollanders worden:
‘Een recht allegaartje. Spàansch bloed en Indisch bloed, en dan nog van Franschen oorsprong. Hugenoten, om de massa Duitschers, die zich komen vestigen, niet te vergeten.
... Maar... al wat bij ons komt wordt heel gauw Hollander! Na één geslacht zijn ze puur!’
Ik laat in het midden of de schrijver 't als een compliment beschouwt of niet, om, na één geslacht, ‘puur Hollandsch’ te wezen, ik zeg alleen dat het niet wáár is wat hij daar orakelt. Zelf behoor ik, gelijk mijn uit Fransche en Duitsche afkomst saamgekoppelden familienaam reeds aantoont, geenzins tot de in Nederland van ouder tot ouder thuishoorende geslachten! En ik ben overtuigd, dat er om die reden in mij-persoonlijk nog menig droppeltje opgewonden bloed en hartstocht huist, dat niets gemeen heeft met het ‘puurhollandsche’ genre. Trouwens, de heele voorstelling van Van Reelen over den Hollandschen aard lijkt mij tamelijk eenzijdig en gewild in verband gebracht met de Hollandsche schilder-school, en met haar wijze van de dingen te zien en uit te beelden.
Wat Van Hulzen bijzonder gelukte in zijn boek, is de teekening van het onbevredigde en zoekende in de moderne vrouw die, als Anna Pauwlona, niet genoeg heeft aan zichzelf, en niet genoeg geloof bezit in eigen kracht en eigen-kunnen, om haar levensweg zelf te maken, onafhankelijk van de omstandigheden. Wat hem daarentegen mislukte, is het onbevredigende slot, veel te bruusk en te weinig-gevend, na die lange inleiding en lang-uitgesponnen kennismaking, en daarenboven onlogisch, waar Anna Pauwlona ineens een offervaardigheid en zelfverloochening aan den dag legt, in haar verzaking van van Reelen, niet passend bij heel haar vroeger doen en zelfzuchtig karakter. En 't volhoudendverliefderige van van Reelen, terwijl hij toch in den grond zóó weinig over heeft voor zijn zoogenaamde liefde, dat hij haar geen vaste toekomst wil scheppen door opoffering van eigen vage illusiën, ter wille van een degelijke leeraarsbetrekking, heel dat haar niet willen loslaten, waar hijzelf toch