Brief uit Berlijn.
Per Sonderzug van Berlijn naar München. 20 Juli 1905.
In de eerste helft van Juli loopt Berlijn als het ware leeg; wie maar even kan, is blij de warmte in de heete straten en woningen te kunnen ontvlieden om zee of gebergte op te zoeken. De directie der spoorwegen geeft het publiek de gewenschte gelegenheid om met Sonderzüge (extra-treinen) voor verminderde prijzen naar zee en bergen te stoomen. De drukte, die aan het Stettiner Bahnhof heerscht waar de treinen naar de badplaatsen aan de Oostzee afgaan, is ongeloofelijk. De billets voor deze reizen kunnen al drie weken van te voren genomen worden; men ontvangt een retourbillet, dat het recht geeft aan den eigenaar om terug te keeren met welken trein men wil, zelfs nog uitstappen op tusschenstations waar men wil. Vooral in de eerste week van Juli bij het begin der vacanties reizen de meeste families met kinderen naar de zee; wat daar niet meegenomen wordt, is niet te beschrijven, wanneer men niet een kijkje neemt. Families met kinderen, dienstboden, honden en zelfs vogels bestormen de treinen. Niettegenstaande er dit jaar een asyl voor vogels is opgericht om deze huisdieren (arme gevederde vrienden die liever hun vrijheid genieten, dan in een kooitje rondfladderen) te verzorgen tijdens de afwezigheid der eigenaars, zag ik nog een massa met vogelkooitjes sjouwende gedienstigen.
Het beeld, dat het Anhalter Bahnhof oplevert waar de treinen naar het gebergte afgaan, is veel amusanter. Ik behoorde ook tot de wegloopsters uit Berlijn en reisde den 14 Juli met een Sonderzug naar München en verder per gewone trein naar Zuid Beieren. Zooals ik reeds zeide, gaf het schouwspel, dat het perron van het Anhalter Bahnnof opleverde, veel stof tot hilariteit.
Voor ik verder ga met het publiek te beschrijven, moet ik even alle lof toezwaaien aan de regeling der Sonderzüge. Ieder reiziger heeft achter op zijn billet het nummer van de coupé staan waarin hij plaats moet nemen. Aan het raampje van iedere coupé hangt een papier met het nummer der coupé en de namen dergenen, die er in plaats moeten nemen. Bij het vooruit plaats nemen aan het loket, geeft ieder zijn naam op en zoo komt naam en nummer te samen.
Met de twee treinen, die om zes uur en tien minuten over zes den 14 Juli van Berlijn vertrokken, zijn over de duizend reizigers naar München vervoerd. Koffers kan men meenemen en opgeven, alles gaat mee en overal heerscht orde en regel.
Een bont tafereel ontplooide zich op het perron voor mijn oogen. Om precies 5 uur werden de doorgangen naar de treinen geopend en begon het gedrang om toch maar spoedig zijn coupé te vinden.
Het meerendeel der heeren en dames liep rond in Alpencostuum; de heeren met korten broek, halve kousen en schoenen met spijkers beslagen, korte joppe, een vilten hoed met veder schuin op het hoofd, bergstok in de hand, sommige met gletscherbrillen op en een tasch op den rug gebonden. De dames waren niet minder fantastisch aangekleed; de bemerking over al deze costumes, die een mijner coupéreisgenooten maakte was niet zeer flatteus voor den ijver die debergstijgenden aan den dag legden. Hij meende en wist zeker, dat een groot gedeelte van de zoo tot klimmen uitgeruste heeren, nimmer een berg besteeg en slechts van uit het dal naar boven keek, reeds voldaan met hun costuum, dat iedereen den indruk gaf van groote bergstijgers. Wanneer de coupé gevonden was, kon men rustig weer naar de wachtkamer gaan om zich nog met een kop koffie te versterken voor de reis, die met dezen trein vijf uur langer duurt dan met een gewonen trein.
Het was kwart voor zes uur en zoo langzamerhand zocht nu iedereen zijn coupé weer op om zich voor de afreis te installeeren. Juist was ik het perron opgegaan, toen ik achter mij een angstwekkende kreet hoorde. Mijn beide dames reisgenooten en ik keken om en wat zag ik? Een dame, die met wanhopende blikken naar een brievenbus stond te kijken en met zenuwachtige gebaren meedeelde, dat zij nog een Ansichtskarte wilde posten en nu in plaats van de kaart haar reisbillet in de bus had geworpen. De bus kon niet geopend worden; zij moest wachten totdat een brievenbesteller kwam, of zij mede is gekomen weet ik niet, doch wel dat wij ons kostelijk amuseerden over dit slachtoffer der manie om Ansichtskarten te verzenden nog op het laatste moment.
Wij hadden aangenaam gezelschap in onze coupé en zaten met ons zessen, vijf dames en één heer. Klokslag zes uur stoomden