Kunst en Wetenschap.
Nobel, maar overbodig.
Het is toch een belabberde boel in ons land, voornamelijk indien het geldt kunst en historische kunst. Zoo oppervlakkig geoordeeld zou men meenen, dat men er veel voor voelde, maar in den grond van de zaak is al de voorgewende liefde een dun laagje verguldsel, en nog nieteens van het beste allooi.
Daar heb je nu weer Leiden.
Wat lezen we in het zaakrijk verslag van het (Gemeente-) Museum: ‘de Lakenhal,’ dat de Conservator ‘de door hem over 1904 als Conservator genoten bezoldiging ter beschikking stelde van de Commissie’ om het restant van zekere schuld te kunnen aflossen. Waarom juist hij, de man die het werk doet; waarom kon uit de stadskas niet een extra bijdrage gegeven worden? Maar zoo gaat het; het zeggen dat de arbeider zijn loon waard is, is nimmer zoo onjuist dan in zake het honoreeren van de ‘werkers’ in onze Musea.
Of is het niet waar, dat b.v. de Directeur van een onzer Rijksmusea minder wedde ontvangt dan de Onder-directeur. Alleen ter wille, dat hij zijn naam en persoon aan de zaak heeft willen verbinden moest men hem grof betalen. Nu kan men zeggen hij is rijk, maar wordt dat in rekening gebracht waar men ministers, burgemeesters van groote steden, leden van hooge Staatscolleges met duizenden honoreert, en de functionarissen eveneens fortuin bezitten? Immers neen; het behoeft ook niet, maar de Staats, Provinciale en Stedelijke kassen moeten meer voor kunst en kunsthistorie verstrekken, opdat de minimumlijders aan Musea en dergelijke inrichtingen niet alleen behoefden te leven van den lof, welke men hen toezwaait.
A.J. SERVAAS VAN ROOYEN.
Oud-Gemeente-archivaris.
Den Haag.