De Hollandsche Lelie. Jaargang 19
(1905-1906)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
hulde te brengen aan het kloeke schrijven van onze redactrice over dat onderwerp. O, het is zoo noodig een ernstig woord ter waarschuwing te schrijven voor de jonge menschen, die uit een soort van verzet, niet meer wenschen het trouwbewijs van het stadhuis te halen. Alleen voor de zéér hoogstaanden, voor de geestelijke élite onder de menschen, zou zulk een bewijs onnoodig zijn, zegt Freule Lohman. - Misschien - maar zouden die menschen altijd zóó hoog blijven staan, zouden er geen omstandigheden zich kunnen voordoen, dat ze van die hoogte afdaalden en tot gewone menschen met gebreken en feilen werden? Het huwelijk is in de wet een ten eenenmale noodige instelling. Hoe moest het gaan met erfenis-questies, belastingen enz; wanneer twee menschen eenvoudig ‘uit liefde’ gingen samenwonen en kinderen krijgen het gevolg werd van hun verhouding? Het zou een warboel worden zonder einde. X. beweert in haar laatste stukje, dat het contract een redmiddel is, ‘waardoor de Burg. st. een magneet heeft gezet tot de deugd - trouw.’ Ze drukt zich erg ongelukkig uit, maar ze bedoelt waarschijnlijk, dat nu het contract de innerlijke trouw moet vervangen. Dat is natuurlijk onmogelijk, even onmogelijk als het is, zooals X. even hooger schrijft, dat ‘de innerlijk sterke de scheuren in het ijs weet aan te vullen,’ 't is mij een raadsel hoe iemand dat kan doen!! Als ik haar ditmaal begrijp is ze het volkomen eens met onze redactrice, mogen allen het langzamerhand inzien en het dwaalbegrip van ‘vrij huwelijk’ niet verder wortel schieten!
A.B. - K. te B. | |
II. Vrije Liefde en Vrij Huwelijk.Hooggeachte Freule.
Uw hoofdartikel in de Lelie No. 49 gelezen hebbende, kan ik niet nalaten weer eens mijn idée daarover te zeggen. Het ‘vrij huwelijk’ uit beginsel, of hoe ze 't ook noemen mogen, door welk soort lui wordt dit aangegaan? en wat is hun bedoeling? Zijn ze voornemens altijd bij elkaar te blijven? welnu, dan behoeven ze ook niet op te zien tegen die kleine formaliteit op 't stadhuis. Hun eeden, beloften wederzijds, kunnen van de beste bedoelingen zijn, het spreekwoord zegt ‘niet steeds is de liefde bestendig van duur’. Hoeveel wettige huwelijken uit liefde gesloten, beantwoorden aan de idealen die zij zich hebben voorgesteld? In de samenleving leert men elkaars karakter eerst kennen. Hoeveel onverwachte gevallen doen zich niet voor, waarin zich 't karakter in zijn ware gedaante voordoet. Een wettig huwelijk uit liefde, aanvankelijk zeer gelukkig, kan soms overslaan tot een hel, doch door den onbreekbaren band die hen aan elkander gekluisterd houdt, wordt wel eens van een of beide kanten verstand gebruikt, en kan ten slotte nog een goed huwelijk worden. Bestaat dien band echter niet, ik geloof dat 99 van de 100 gevallen weer ontbonden werden. Zijn ze nu beiden gefortuneerd en is deze verbintenis kinderloos, ook dan gaat een ieder zijns weegs. Zijn er kinderen, wat moet dat dan worden? Gaat de vader weer met een ander een ‘vrij huwelijk’ aan (mogelijk heeft hij er ook voor zijn leven lang genoeg van) dan moet de vrouw dat maar aanzien, en verbeeld U, bij eene eventueele ontmoeting, tegen haar kinderen zeggen ‘kijk daar ginder gaat je vader.’ Zijn ze niet gefortuneerd en ze gaan van elkaar, welnu voor den man is 't alweer niet zoo erg, hij heeft zijn betrekking, zaak of wat ook. Maar die vrouw, moet zij dan weer in betrekking? Het staat vast zij haar leven lang wordt uitgelachen en vervalt allicht van kwaad tot erger. Als men hierover nadenkt moet ik lachen en rillen tegelijk. Geen vrouw wensch ik zulk een lot toe, ofschoon 't hun eigen schuld is, en 't was misschien niet kwaad, indien zich eens zulk een paar voorbeelden voordeden, wellicht was dit het zekerste middel om het ‘vrij huwelijk uit beginsel’ voor goed zijn eigen dood te doen sterven. Met de meeste hoogachting INCOGNITO. | |
III. Aanbeveling pensions.In een vorig nummer van de ‘Hollandsche Lelie’ heb ik gezien, hoe U aan de lezers het verzoek richt, opgave te doen van goede en goedkoope pensions. Een vriendin van me, die met me de Lelie leest, heeft me verzocht U te willen vragen de navolgende aanbeveling te willen plaatsen: Eene onderwijzeres kan bij ondervinding zeer aanbevelen: Madame Vve Icard, Paris, 3 rue Nicolas Charlet (dans la rue de Vaugirard). Best pension, uitstekende Fransche conversatie (twee gediplomeerde jonge meisjes, dochters des huizes). 5 frs. per dag, voor verblijf per week of maand minder. Men wende zich aan het bovenstaand adres. Mij is van heel nabij in N. Br. een goed pension bekend. Het adres is: Dames Sperna Weiland, Heeze bij Eindhoven. De pensionsprijs is twee gulden per dag en per persoon. Heeze is een mooi dorp met heerlijke bosschen, waar men volop van de natuur kan genieten, zonder al te veel last te hebben van druk vreemdelingenbezoek, juist iets voor menschen, die naar buiten gaan om van de natuur te genieten en niet om te zien en gezien te worden. Terwijl ik U bij voorbaat mijn hartelijken dank betuig, blijf ik hoogachtend, Uw d.w. C.D. | |
IV. Naar aanleiding van het artikel van der Meij.In No. 48 van de Holl. Lelie komt een artikel voor: ‘De Oorlog’ door Wolfgang van der Meij. Ik had hierover wel eerder wat willen zeggen, doch met het oog op de toen aanstaande verkiezingen vond ik het beter daarmede even te wachten. | |
[pagina 58]
| |
Bovengenoemde schrijver zegt o.m.: De eenige partij, die van de toekomst zich zeker waant, en geen boerenbedrog pleegt met leuzen of dogma's, is de sociaal-democratie. Al grijpt zij voorshands naar haar loon in de lucht, vasten grond heeft zij onder de voeten.’ Dat de sociaal-democratie zich zeker waant, wil ik laten gelden, doch dat zij geen boerenbedrog pleegt met leuzen of dogma's kan ik voorshands niet toegeven en wel om de volgende redenen: De sociaal-democratie meent te staan op vaste wetenschappelijke basis. Een der dogma's van die partij waarop zij steunt is, dat het klein bedrijf niet kan concureeren tegen de groote bedrijven, dat dus de kleine bedrijven hoe langer hoe meer plaats maken voor de groote bedrijven. Dat de middenstand verdwijnt, dat er ten slotte zullen komen twee klassen, die der bezitters (grootbezitters) en der proletariers. Het zich meer en meer conscentreeren van de verschillende bedrijven in één groot bedrijf zal dan de sociaal-democratie mogelijk maken. Deze richting neemt de maatschappij of liever in deze richting (het noodwendig plaats moeten maken van het klein tot het groot bedrijf), beweegt, ontwikkelt zich de maatschappij; dit is het dogma der S.D. Doch Kautsky en Bernstein, twee kopstukken der S.D. komen hierin in tegenspraak. Terwijl de een met cijfers aantoont, dat het groot bedrijf en grootbezit toeneemt, bewijst de ander - ook met cijfers - dat het omgekeerde het geval is en dat het klein bedrijf en - bezit vorderingen maakt. - Hoe moeten de S.D. hiermede aan. Dat alleen van de arbeiderspartij het verdwijnen van den oorlog is te wachten, staat bij mij niet vast. Integendeel. De oorlog kan alleen dan bestaan, hetzij in 't groot of in 't klein, zoolang de menschen onderling de vrede niet weten te bewaren. Zoolang er twisten met of zonder handtastelijkheden onder de menschen bestaan zoolang zullen ook de oorlogen blijven. De oorlog is iets in 't groot, wat men dagelijks in 't klein ziet gebeuren. Zoolang er twisten bestaan tusschen de menschen onderling, zoolang zullen er oorlogen zijn tusschen de staten en volken, die een verzameling van menschen zijn. De karaktereigenschappen van ieder persoonlijk, spiegelen zich af bij de natie. En al staat nu te bezien, dat langzamerhand een scheidsrechterlijke beslissing meer en meer zal plaatsmaken voor den oorlog, toch zullen er zich altijd gevallen voordoen, waarin een van beide partijen zich niet zal willen laten onderwerpen aan een scheidsrechterlijke beslissing. Dit is mijne meening (in 't kort) van den oorlog. Dat profeteeren niet ieders werk is dat bewijzen Marx en Engels in ‘Het Kommunistisch Manifest’ waar zij beweren dat de burgerlijke maatschappij spoedig in elkaar zou vallen, en W.v.d.M. waar hij zijn artikel over den Oorlog o.m. zegt ‘Wie heeft nu ooit vermoed dat de liberale brandkastbezitters nog eens zouden meehelpen om het clericalisme op het kussen te helpen.’ enz. De laatste stembusstrijd heeft bewezen, dat de liberalen partij trokken vóór hun grootste tegenstanders de sociaal-democraten, tegen de clericalen, hier en daar met minder eerlijke middelen.
P. |
|