Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 19 (1905-1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 19
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 19Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 19

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.70 MB)

Scans (102.45 MB)

ebook (6.51 MB)

XML (4.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 19

(1905-1906)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 17]
[p. 17]

12 Juli 1905.
19de Jaargang.
No. 2.



illustratie

Hoofdartikel
Illusie.

 
Ieder strijdt zijn eigen leven,
 
Ieder draagt zijn eigen kruis
 
Moet zijn illusie wel eens geven
 
Weer aan 't zelfde binnenhuis.
 
Meestal eeuwig vastgebonden,
 
Ligt zij daar wel goed bewaard,
 
Maar geen mensch kan ooit doorgronden
 
Wat een ander 't hart bezwaart.

Iedereen bijna, die op een beetje rijperen leeftijd is gekomen, krijgt hoe langer hoe meer de vaste overtuiging, dat 't leven zeer nauw samenhangt met de illusiën, die wij ons scheppen.

Illusiën, waarvan slechts enkele volkomen bereikt worden, terwijl een groot gedeelte onbestaanbaar blijkt te zijn of steeds als een fata morgana voor onze oogen zweeft.

De voornaamste illusiën zijn wel die, welker verwezenlijking ons in staat kan stellen een af ander levensdoel te bereiken, dezulke waar somtijds een groot gedeelte van ons leven in vervat is.

Bijna ieder schept zich zulke idealen, die men als de levensillusiën aan zou kunnen duiden.

Beschouwen wij echter eerst eens eene andere, die ook een groote rol in 's menschenleven speelt, en wel die, welke men de illusie van 't kind zou kunnen noemen.

De illusie van 't kind, het verlangen naar een stuk speelgoed of naar een uitstapje, en wanneer dat kind dan hoort, terwijl het bijna die illusie bereikt achtte, dat het reisje wegens omstandigheden niet plaats kan vinden of dat vader en moeder het stuk speelgoed niet bekostigen kunnen, dan verliest dat kind eene illusie.

En juist dat verlies van een ideaal is iets, dat we eens een beetje ruimer zullen beschouwen.

Welnu, dit oogenblik is voor dat kind een moment van groot leed, maar 't is slechts een moment.

[pagina 18]
[p. 18]

Het kind vergeet gauw en stelt zich direct weer een nieuw ideaal voor oogen.

Hierin ligt voor een groot gedeelte het geluk van de jeugd besloten, iets wat zeer begrijpelijk is, want 't geldt hier geene levensillusie.

Ik zeide ‘bijna’ ieder schept zich zulke idealen voor 't leven en terecht, want er zijn uitzonderingen.

Er zijn menschen, die leven gelijk machines, altijd 't zelfde, willen niet iets zien, wat hen misschien gelukkig zou kunnen maken en probeeren dus niet om speciaal voor een of ander doel te leven.

Gebeurt het, dat zulk een mensch onverwacht een geluk tendeelvalt, goed, gebeurt zulks niet, ook goed. Hij neemt alles even kalm op.

Zij kunnen zich 't leed niet voorstellen, dat een ander hebben moet, bij 't zien verdwijnen van de mogelijkheid om zijn levensillusie te verwezenlijken, maar ook evenmin diens vreugde bij 't wel bereiken daarvan.

Maar meestal, wanneer een mensch wat ouder wordt en zich ook langzamerhand een steeds grooter wordend plaatsje in 't zelfstandige maatschappelijke leven verovert, dan stelt men zich een doel voor oogen, een levensillusie.

Een ideaal, waar dikwijls 't geheele verdere leven door afgebakend moet worden, voor welks bereiking men strijdt en werkt.

Men ziet tijdelijk de bezwaren aan 't leven verbonden over 't hoofd en jaagt steeds het zich in de verte vertoonende geluk tegemoet, en stelt alle mogelijke pogingen in 't werk om het zoo spoedig mogelijk te bereiken.

En hoe dikwijls stijgt deze gelukkige periode eens menschenlevens, doordien men steeds dat ideaal nadert.

Men acht 't bijna bereikt, doch gelijk een donderslag ziet men die illusie verdwijnen, meestal voor altijd en ook wel zoo, dat men hoewel zwakjes nog hopen mag, haar eenmaal te bereiken, al is 't dan ook veel later.

Stel U voor de jonge vrouw, gezeten aan de sponde, waarop nog slechts enkele uren geleden, haar man voor goed afscheid van deze aarde nam.

Haar smart is groot en wanhopend zit zij daar, voor een oogenblik alles om zich heen vergetend.

Maar langzamerhand keert ze met haar gedachte weer tot 't gewone leven terug en ziet door het floers van tranen heen, haar levensillusie opdoemen.

Zij ziet haar kind, nog niet beseffend welke slag het trof en zij begrijpt, dat zij terwille van dat kind sterk moet zijn en de illusie, die zij zich daarbij stelt, vergemakkelijkt de zware taak.

Zij weet, dat ze voor dit kind, nu ook moet zijn de vader, dat zij alleen van dat kind moet maken een mensch, een degelijk lid der maatschappij.

Dit is thans haar levensillusie, die haar de kracht geeft om zich opgeruimd aan de opvoeding van dat kind te wijden, terwijl ze het grootste leed in stilte draagt.

En zij volbrengt haar zware taak, zij wijdt hare krachten aan haar kind, strijdt daarvoor den zwaren strijd van 't leven.

Zij ziet haar kind opgroeien, en de tijd naderen, waarop haar zoon zich ook een plaats in 't maatschappelijke leven zal veroveren.

Met de gedachte aan haar kind, dekt zij op een winterdag de tafel, zich reeds verblijdende over zijne thuiskomst en vroolijk denkende aan de bijna zekere verwezenlijking van hare illusie.

't Is bijna tijd, dat de schel het voor haar zoo aangename geluid zal laten hooren en zij kijkt uit 't raam op de met sneeuw bedekte straten en de toegevroren gracht.

Doch de bel klinkt reeds, maar zij schrikt onwillekeurig van het voor haar ongewoon zachte geluid.

Niettemin snelt ze vroolijk naar beneden, opent de deur, doch wie beschrijft haar schrik, toen zij niet haar zoon, doch den man ziet staan, die haar zeer voorzichtig de toch zoo wreede tijding zeggen moet.

Haar zoon was op 't nog te brooze ijs gegaan en moest deze onvoorzichtigheid met 't leven boeten.

En als een donderslag klinkt die vreeselijke waarheid haar in de ooren, die al haar hoop, al haar geluk maakt tot niets, en voor altijd, die levensillusie tot een onbereikbare maakt.

Dagelijks zijn er menschen, die zulk een zwaren slag moeten beleven, een slag waarvoor men sterk moet zijn om dien te dragen.

Er zullen altijd enkele menschen zijn, die denken: voor mij is alle aantrekkelijkheid van 't leven voor goed verdwenen en.....

Zulke menschen, hoe begrijpelijk men 't ook zou vinden, wanneer wij ons geheel in hun toestand zouden kunnen verplaatsen, doen toch zichzelf en de wereld onrecht aan, al valt 't niet te ontkennen, dat zulk een slag ons een gansch anderen blik in 't leven

[pagina 19]
[p. 19]

geeft en die slag ons misschien zeer lang, ja meestal wel 't geheele leven in 't geheugen zal moeten blijven.

Ook heeft men menschen, die wanneer zij een levensillusie prijs moeten geven, dit geduldig dragen, er over treuren en niet de kracht bezitten om zich weer iets nieuws te scheppen, waarvoor zij kunnen strijden en werken en dit is toch de eenige manier om die gedachte aan iets, aan een levensdoel, dat blijkbaar niet te bereiken is, van zich af te zetten of tenminste in een plaats van hun binnenste te verbergen.

Zulke menschen, die dan feitelijk niet meer leven, die gedwee den grooten stroom volgen, zijn voor zichzelf in de eerste en voor hun medemenschen in de tweede plaats ongelukkig.

Weer anderen zien hun eerste ideaal verdwijnen, doch zetten zich daar gemakkelijk overheen, en denken: nu een mensch kan ook alles niet hebben.

Maar iederen keer, wanneer zij weer een hunner idealen prijs moeten geven, gaat dat moeilijker en langzamerhand vervallen zij in een soort van zwaarmoedigheid.

En niemand mag, hoe onaangenaam zulke menschen ook voor de samenleving zijn, het hun kwalijk nemen, dat zij niet dezelfde vroolijken en opgeruimden blijven van vroeger. Vooral niet, wanneer men de reden gissen kan.

Die menschen missen de gave van energie en levenskracht, maar men treft ook menschen aan, welke die gave wel bezitten.

Menschen, die bij 't zien verdwijnen van de mogelijkheid om hun illusie te verwezenlijken, al is 't ook een levensillusie, onmiddelijk een nieuwe aan den horizon zien verrijzen en zich met dezelfde kracht van vroeger weer aan 't werk zetten voor dat nieuwe ideaal, hoewel ze nog steeds denken aan dat heerlijke doel, dat ze voor oogen hadden, en dat ze steeds als een illusie in hun binnenste moeten bewaren.

Die menschen bezitten energie, bezitten een kracht, waardoor zij zichzelf het leven vergemakkelijken en 't hun medemenschen aangenaam maken.

Maar laat niemand, die weet, dat die mensch een illusie najaagde, en die illusie aan den horizon heeft zien verzinken, dien mensch verkeerd beoordeelen, omdat hij toch schijnbaar gelukkig voortleeft.

Zeg niet, nu die is al zeer onverschillig. Al doen zulke menschen zich oogenschijnlijk onverschillig voor, een kijkje in hun hart zullen zij U niet geven.

Zij dragen hun leed zelf in stilte, tot 't einde toe.

Want als men eens een blik in hun hart zou kunnen werpen, dan zou men daar die illusie aan onverbreekbare ketenen vastgeklonken zien en moeten erkennen: die mensch zijn karakter is groot.

Hij leeft voor een ander en voor iets anders, in weerwil van 't leed zoo groot, 't leed waar een ander zich geen voorstelling van kan maken.

En toch is 't voor een ieder noodig, wil hij gelukkig voort kunnen leven, om die kracht te bezitten en zoo niet om die kracht te zoeken, en die kan men voor een groot gedeelte vinden, door zich een nieuw doel, voor welks bereiking men moet strijden en werken, voor oogen te stellen.

Laat ieder daarom, die een illusie niet verwezenlijkt mag zien en dit zal met elk mensch wel eens 't geval zijn, onmiddelijk een nieuwe aan den horizon zien verrijzen, want 't is een mensch niet gegeven om 't volkomene, waarnaar hij streeft, te bereiken.

Wij zullen steeds iets in ons leven moeten missen, waardoor het leven wel moeilijker wordt, maar waardoor wij ook den eindpaal steeds rustiger tegemoet zien.

 

I.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken