Tegen dezen wand zijn binnen-in zeer netjes reclameaankondigingen aangebracht, en tevens onder glas een duidelijke opgave van in de tram gevonden voorwerpen. Aan de buitenzijde bevinden zich een dagbladen-kiosk en een automaat-telefoon.
Zoowel deze wachthuisjes als de ook hier aanwezige en ook leelijke transformatorzuilen voor het electrische licht, en de eveneens hier te vinden, maar minder slecht geplaatste inrichtingen, welke de heer Vas Dias terecht liever niet midden op de Turfmarkt zag prijken, onderscheiden zich in zindelijkheid en ooglijkheid zeer gunstig van de Haagse. Trouwens wat zindelijkheid aangaat, kan van de Zürichsche straten hetzelfde worden getuigd. En daar 't nu niet aan te nemen is, dat Zwitserse honden en paarden beter opgevoed zouden zijn dan Nederlandse, of dat Zwitsers stof, slijk, en ander vuil de Zwitserse inrichtingen zouden eerbiedigen, moet men wel tot het besluit komen, dat de Zwitsers beter dan wij voor de zindelijkheid zorg weten te dragen. En dit is zeer te bejammeren, daar wij juist om onze zindelijkheid - althans om de zindelijkheid van onze straatsteenen en linnekasten - langen tijd beroemd zijn geweest.
En ook het woord over de agenten-‘bezigheden’ ten onzent zij hier letterlijk overgenomen.
Door de sta-in-de-weg-huisjes, waarin de Haagsche dienders zich met viool-, dominospel en andere nuttige zaken onledig houden, is deze stad niet ontsierd.
Tot zoover Marcellus Emants. Ik òen het van a-z met hem eens, en ik zou zijn vergelijkingen kunnen aanvullen met vele voorbeelden uit andere, evenzeer als Zürich kleine en bescheiden steden in het buitenland, waar het vrij-wat minder ‘suffig-achterlik’ toegaat dan ten onzent. Om echter niet in herhalingen te vervallen, zal ik het voetspoor van Emants niet verder volgen, waar het geldt rechtmatige klachten over onze ‘suffige-achterlikheid’. Wel echter wil ik, in verband met den hierboven overgenomen aanhef van zijn artikel, nog even het licht laten vallen op een andere zijde dezer questie. Immers, Emants heeft volkomen gelijk als hij schrijft, dat het onrechtvaardig en onbillijk is den Haag op één lijn te stellen met wereldsteden als Parijs of Berlijn of Weenen of Londen, en van ons bescheiden dorp-hoofdstadje dezelfde gemakken, voorrechten, en Gross-stadt-inrichtingen te verlangen, welke men vindt in zulke centrums. Maar - wáárom dan aan den anderen kant, waar het overdreven luxe en daaruit voortvloeiende onkosten en dikwijls ongeriefelijkheden geldt, zich wel verplicht achten tot meedoen en tot op zijde streven van Parijs of Berlijn, erger nog tot veel méér zelfs dan deze steden geven op hetzelfde gebied!? Waarom b.v. zijn onze wachtkamers aan de stations ingericht met een wezenlijk-bespottelijke overdrevenheid van luxe, van fluweelen-zittingen etc., die men nergens anders vindt, niet alléen niet in andere kleine landen, zooals het onze, maar evenmin in grootere, in Duitschland, in het verkeer-rijke Zwitserland, in het rijke Engeland, in de door vreemdelingen overstroomde Rivièra!? - Waarom moeten al onze staats- en gemeente-gebouwen zoo bespottelijk-mooi worden gebouwd en gemeubeld, alsof we minstens gelijk stonden met de groote en invloedrijke landen der wereld, liever nog boven hen zijn verheven!? - Het gevolg van die
dwaasheden is, dat ons land zoowat het duurste van Europa is om te wonen - en lang niet het prettigste. Ik denk daarbij noch aan klimaat- noch aan natuur-misdeeldheid. Want ik ben 't met Emants ééns, dat dáárin niets valt te verwijten aan de Hollanders-zelf, die het niet helpen kunnen dat hun landje vochtig is, en guur, en bijna zonder zomer, en triestig van lucht, en vlak, vlak, vlak. Maar wèl kunnen de Hollanders 't helpen, dat zij door dwaze luxe-uitgaven en door willen lijken wat zij toch niet zijn, hun land hoe langer hoe onprettiger maken om te bewonen. Is het b.v. niet kort-weg-gezegd belachelijk, dat men in de van vreemdelingen overstroomde Rivièra, op de tramlijn tusschen Menton en Monte-Carlo, waar het personenverkeer zóó ontzettend levendig is als misschien nergens ter wereld, U toestaat Uw hond tegen een geringe vergoeding mede te nemen in den wagen, (óók eerste klasse), terwijl men dit ten onzent op elke tramlijn, in elke klasse, hardnekkig weigert, en daardoor den zeer velen honden-bezitters noodzaakt zich of het dikwijls noodzakelijk vervoermiddel gansch en al te ontzeggen of zijn hond in levensgevaar te brengen en te mishandelen tevens, door hem, soms uren achtereen, achter den tram aan te laten loopen, de tong uit den bek, angstig blaffend, en dikwijls geplaagd óók nog door geestige(!) heeren, die, buitenop staande, naar hem slaan met een stok of parapluie. - Noch in Zwitserland, noch in het zoo bij uitstek gestrenge Duitschland, noch in Frankrijk, noch in Italië, legt men U, wat openbare vervoermiddelen be-