De Hollandsche Lelie. Jaargang 19(1905-1906)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Angst. Dicht glijien grijze wolken langs elkaar en lijken, schuiflend, veel op vale schimmen. Het laatste, bloedend roode onheilslicht der zon, sterft langzaam aan de westerkimme. En 't is de duistre, onheilzwoele nacht, die mij omhuivert met zijn geestennadering; dat mij van angst de zinnen schier begeven en 't hart dof-zwaar mij klopt van lijdensfoltering. Alsof de angsten van mijn gansche leven, mijn kinderangsten en mijn later leed, tot onheilsmacht gegroeid, mij neer kwam drukken en mij in hel van wreedheid lijden deed. En nergens straalt nog licht met mat geflonker. Geen ster glanst in mijn sombren lijdensnacht. Slechts satans grijnzen in het helle-donker. Mijn lijdenskreet sterft in dien satanslach... JEANNE C. VAN LEYDEN. Vorige Volgende