wordt toch óok goed begrepen, wáarom toch dan dit niet?
Of moest die óok eerst ‘bestudeerd’ worden vóór men het ‘waarom’ begreep? Oók, alleen maar begrepen, door enkelen, èn door degenen, die de aanleiding tot het schrijven van de satire waren; die de openbaring waren van het leven van massa's mèt hen?
Dit stuk is een waarschuwing voor veel naderend onheil; geheel naar het leven gegrepen! -
Wat moet dit alles niet mooi schijnen; maar nu zien we eens - wat het is! -
Nu ligt op één avond, zoo'n gansch leven, zooals er velen zijn, eens als een - open boek - vóór ons!
En - is het al veel waard, Swift, Johnson en Voltaire te kunnen waardeeren, laten we er dan, door de ondervinding reeds bij hen opgedaan, eens nut van trekken; anders zou de praktijk in het vergeetboek geraken, en - zoo we het dan al niet dadelijk kunnen bevatten, laten we dan zóó'n stuk eens bebestudeeren; want, 't is een stuk tot - nut van 't algemeen - in het Paleis voor Volksvlijt dus zéér op zijn plaats.
Nu zien we eens in wèlken vorm - 't is àl geen goud wat er blinkt tot ons komt.
In ‘theorie’ weten we dit allemaal, maar - wéét maar eens dadelijk het kaf van het koren te onderscheiden!
Als we zoo'n familie als - de Referendaris titulair - ontmoetten, en we gastvrij en gul genoodigd werden, zouden we, (oudstrijders nu eens daargelaten,) ook niet dadelijk zeggen: ‘hè, waar doet die man het van?’ maar eerder met bewondering tegen zoo'n vóóruitgaande familie opzien en zeggen: ‘ze doen 't 'm toch maar!’ 't Zijn toch kranige lui, overal komen ze tegenwoordig in! maar met dat ‘in,’ laten zij er eerst menschen, en nog niet ééns zulke onschuldige bloedjes, in loopen. Die Referendaris titulair en zijn familie was al zóó door den hoogmoed bedorven, zóó innerlijk gezonken, dat het alleen nog maar op een gelegenheid wachtte om tot uitweg te komen, en tóen de gelegenheid kwam, bleék de zoon àl een dief te zijn, want hij deinsde geen oogenblik terug voor den eersten stap, en de vader schrok ook maar niet toen hij dit van zijn zoon hoorde, wel neen, als hij het gevonden had, zonder dat iemand er van wist, en zonder dat het een aanleiding was om weer goed met zijn zwager te worden, (een schelvisch uitgooien om een kabeljauw te vangen) dàn had hij het zeker ook genomen, ja het nog een - real Godsend - gevonden.
Ja! wèl verweten ze het elkaar, ja, maar als Aal en Ree aan het kibbelen gaan, dàn weet men, waar de boter blijft. -
Ja! hadden deze menschen dat niet gehad, dan waren ze allang voor goed naar den kelder gegaan, moeder incluis.
Dat was toch óok een ‘heler’ hoor! jaren en jaren en jaren verliepen vóor ze tot zich zelf kwam; zoo nu en dan wel eens bijtrekjes-en-beetjes -, maar eigenlijk pas éérst, toen Net weg was en ze zèlf voor het vuur kwam te staan. -
Ja! - wie niet hooren wil moèt voelen! -
En die Net, wat is die niet goed geteekend! Een frissche jeugd, vòl levenslust, die echter verborgen blijft door de vele zorgen, die de ‘ondergang’ van haar ouderlijk huis, haar baart, en waar zij als kind, - betrekkelijk - zoo machteloos tegenover staat - betrekkelijk, omdat zij toch de rem is, het struikelblok van den ondergang, het ‘hokt’ bij haar en door haar. -
Maar ze is nog te jong, om dit volkomen te bevatten, dàn was ze wel blijmoediger geweest, ze voelt alleen nog maar instinctmatig, dat ze niet mee màg doen, dat ze ‘een spellebreekster’ moét zijn.
Omdat ze het niet volkomen begrijpt, wàt een nut ze eigenlijk doet, hoe ze de steunpilaar is en de reddingsboei zàl zijn, daarom gaat ze er onder gebukt, en zien we haar steeds met zorgen, met onweerswolken op het gelaat; zoo in tegenstelling met het zonnetje, dat er achter zit, en maar niet te voorschijn kàn komen; juíst, òmdat het er zit, valt haar familie, die dit oók vermoedt, er haar hard om; anders zouden ze haar met rust laten; 't zijn geen onmenschen; een kreupele vraag je ook als volwassen mensch niet, waar zijn tweede gezonde been blijft; maar juist, òmdat ze weten, dat de levenslust er oók zit, zijn ze er haar vijandiggezind over; in hun domheid niet vermoedende dat de levenslust pas bloeit door deugd, en in ondeugd gaat kwijnen en afsterven. -
Die Net, die zoo van aanpakken wist! Ze zou het ook met een blij gezicht gedaan hebben, wakker en frisch, vòl levensmoed, maar hier werden het paarlen voor de zwijnen, en toen al die ellende, waar zij zoo dag in, dag uit, voor streed, ook nog de reden was, dat ze den man hàrer keuze - niet volgen mocht, toen liep het haar -