Het Schillerhuis
door Karl Neumann-Strela.
Vertaald door Snowa.
V. (Vervolg en slot van No. 50.)
Karl wilde helpen om den vijand te overwinnen. Hij trad daarom als vrijwilliger in dienst - en stoorde zich niet langer aan de bepalingen, waaraan hij zich als oudste zoon te houden had.
De moeder bracht een zwaar offer, zooals zij aan Cotta schreet, maar zij begreep, dat het zijn plicht was.
‘Ik voel wat hij aan zijn vaderland verplicht is. Schillers zoon zal zich dapper gedragen, zoodat men van hem zal kunnen zeggen, dat hij zich met hart en ziel aan de goede zaak gewijd heeft.’
Het volgend jaar had zij een sterfgeval te betreuren; n.l. dat van haar trouwe dienstbode Christine Metzel. Reeds lang had zij heimwee gehad naar haar vaderland; nu had zij een blijvend vaderland gevonden. Twintig jaar lang had zij lief en leed met Charlotte en de kinderen gedeeld.
Karoline, toen vijftien jaar oud, bezocht dien winter haar eerste bal. Van Karel kwamen goede berichten.
Charlotte was kinderlijk blij toen de Rijn weder vrij door de duitsche dreven stroomde.
‘Wat zou Schiller zich hierover verheugd hebben!’ Reeds in 1815 werd Ernst tot Kammerassessor benoemd, een betrekking die hem vrijwaarde voor den militairen dienst. Dit stelde de moeder gerust, hoewel zij begreep, dat dit hem toch niet zou baten, als de oorlog weder uitbrak.
Zij leefde voortdurend tusschen hoop en vrees, schreef zij aan Cotta. De aanblik van de wereld was zoo verschrikkelijk, het fransche volk had het heiligste gevoel gedood n.l. het geloof in de waarheid. God moge de duitschers behoeden en hun kracht en zegen schenken, opdat zij toonen kunnen, wat het geloof aan recht vermag.’ Ik ben soms bang geweest, dat zijn vaderlandsliefde Ernst ook niet met rust zal laten.
‘Ik eerbiedig dit in hem, maar ik voel ook, dat het volk, dat Schillers nagedachtenis zoo hoog houdt, niet ook dit offer nog van mij vergen zal. Al mijn verwachtingen zouden door twee kogels verwoest worden, als mijn zoons in den oorlog sneuvelden.’
Karl wilde voorloopig militair blijven en werd cavalerist. Hij kwam naar Stendal, rukte op tot Leipzig en kwam op kerstavond zijn moeder verrassen. Hij was een en al verbazing over Karolientje, zoo groot was zij geworden. Zij en Emilie kregen les in teekenen en dansen en zingen en Karoline werd, nadat zij aangenomen was, aan het Hof voorgesteld. Emilie zorgde dien winter voor de inmaak.
Karl werd naar Wiehe gezonden om vandaar een transport naar Nederland te brengen.
Charlotte vond, dat het leven onder de militairen hem goed had gedaan, hem mannelijker had gemaakt; zij was echter toch blij toen hij van besluit veranderde en terugkeerde tot het boschvak, waardoor hij aangesteld werd in Würtemberg.
Bij het groote gemaskerde feest in 1818 verscheen Ernst als ‘Götz von Berlichingen,’ Karoline als Zigeunerin en Emilie als Genius. Charlotte stelde Goethe haar gemaskerde familie voor en verheugde zich over den indruk, dien de afgod op hem maakte.
Toen ging Ernst, wien het zooals Goethe lakoniek uitdrukte in Weimar ‘niet lukte’, in het voorjaar van 1819 naar Pruisen om te Keulen zitting te nemen als referendaris bij den raad van beroep.
Intusschen had Karl in Altshausen, tien uur van de Bodensee, een aanstelling gekregen en in het najaar werden de koffers gepakt.
Emilie was aangenomen en met haar en Karoline begaf de moeder zich naar den Rijn. In Keulen bij Ernst, die er tot tevredenheid van zijn meerderen werkte, sleten zij heerlijke dagen.
Charlotte voelde er zich zoo gezond, dat zij er het volgend jaar weer heenging.
Haar dochters vergezelden haar wederom en toen zij in Weimar teruggekeerd waren, verlangden ze alle drie weer naar de jongens en den Rijn.
De jaren verliepen in intiemen omgang met Goethe. Deze ving aan met de uitgave van zijn briefwisseling met Schiller ‘een eenig interessant werk voor alle tijden,’ zooals Charlotte aan Cotta schreef.
Reeds toentertijd klaagde zij over haar