Kunst en Wetenschap.
Jean Philippe Rameau. 1683-1764.
Als we aan dezen eigenaardigen, doch bekwamen musicus denken, dan komt ons de anecdote te binnen, welke zegt dat deze ‘noten-meester’ de spelkunst leerde door het schrijven van minnebrieven, in dicht en ondicht.
De vader van Jean Philippe was organist te Dyon, en hij reeds legde de kiem bij zijn zoon voor een meer dan grooten afkeer van de orthographie. Reeds voor dat hij het Abecee kon, las zoontje met alle mogelijke vlugheid noten, en toen hij op de Jezuïten-school gedwongen werd om de verloren schade in te halen, kladde hij schriften en leien en lesboeken met noten vol, maar had geen notitie van taal- en spelregels.
Toen hij 17 jaar oud was, en van school werd gestuurd, omdat hij geen volgzame leerling was, verliefde hij op eene bevallige - zeker nog jonge - weduwe, en nu dreef Amor er hem toe om in correct Fransch zijne Dulcinea zijn hartsgevoelens kenbaar te maken. Daar zijn liefde beantwoord werd, is het bijna zeker, dat zijn schaamtegevoel hem gedreven heeft om het verzuimde in te halen, en begon hij in elk geval met het werkwoord aimer in al zijn tijden en wijzen te leeren vervoegen.
Door zijn vader werd hij in 1701 naar Italië gezonden, deels ten dienste zijner muzikale opleiding, maar ook om eene scheiding te brengen tusschen den verliefden Jean Philippe en het aardige weeuwtje.
Verder dan tot Milaan bracht hij het niet; trouwens hij moest van het vreemde niets hebben, en teruggekeerd in Frankrijk gold voor hem slechts één muziek, en dat was de Fransche.
Wat Rameau daarvoor beteekend heeft, mogen we gerust afleiden uit de vele portretten die van hem bestaan.
In de eerste plaats dient daaronder vermeld te worden zijn portret door Greuze, van wien men vertelt, dat hij niet zoo gemakkelijk te bewegen was om iemands portret te schilderen. Hij weigerde het aan den Dauphin, want ‘van zoo'n kop viel niets te maken.’
Dan hebben we een prentje van Fayet, waaronder een quatryn, waarin Rameau aldus getypeerd wordt:
‘On voit dans ce Portrait le célèbre Rameau,
fils chéri d'Apollon, rival de l'Italie,
et qui par un chemin nouveau
a su nous découvrir les loix de l'harmonie.’
Voltaire was zeer ingenomen met Rameau, maar Diderot taquineerde hem met epigrammen.
Trouwens Voltaire was hem steeds dankbaar, dat hij diens ‘Samson’ op muziek gezet had. Van deze sympathie bestaat nog een aardig prentje van 1763; in de open lucht