Correspondentie van de redactie met de abonnés
E.R. - Nu ik-zelf een excuus moest maken aan Regina over een onduidelijk adres van mij, mag ik eigenlijk niet veel klagen over Uw onduidelijk handschrift. Maar toch moet het mij van het hart, dat gij mij een groot pleizier zult doen met een klein beetje minder-onleesbaar te schrijven. Uw stukje (dat reeds op de drukkerij is, en hoop ik nu spoedig zal verschijnen in de Lelie), was veel duidelijker geschreven, en, voor zoover ik mij herinner, Uw begeleidende brief bij die gelegenheid evenzeer.
- Och, ik geloof dat gij en ik 't over de Fröbelschool-questie in den grond nog-al eens zijn. Gij beredeneert de ééne zijde der zaak, de Uwe. En ik beredeneer de andere, die van het verkeerde daaraan verbonden in sommige opzichten, en onder bepaalde omstandigheden. - Maar dat het op-zich-zelf beschouwd natuurlijk zeer goed en nuttig is dat er Fröbelscholen bestaan, en dat een kind beter is toevertrouwd aan een lieve en verstandige onderwijzeres van de Fröbelschool, dan aan een slechte, luie, eigen-ik-beminnende, moderne moeder, wie zal het tegenspreken!
Neen, stuur me als 't U blieft niets van dien man, wiens mooie woorden gij telkens aanhaalt. Z'n woorden zijn misschien heel mooi, maar zijn heele geschrijf en gedoe is mij zoo antipathisch, dat ik onmogelijk stichting kan putten uit zijn optimist gepreek en onwaar-geleuter alsof alles even mooi en schoon en goed was op deze wereld; (omdat hij zelf het er goed in heeft).
Maria II. - ‘Hoogachtend’ moogt gij gerust weglaten als gij dat woord ‘naar’ vindt. 't Kan mij zoo weinig schelen, of men zulke nietszeggende vormen al of niet gebruikt jegens mij.
Ja, men kan het natuurlijk wel eens slecht treffen in een betrekking. En ik ben dus hartelijk blij, dat gij door die verandering van werkkring nu zooveel tevredener zijt.
Met U geloof ik, dat alleen zij, die voor onderwijzeres een groote roeping voelen, bepaald zullen uitmunten in die richting. Maar dat is gewoonlijk 't geval met elk soort vak of beroep. En, als alleen ‘niet-middelmatige’ menschen onderwijzer of onderwijzeres mochten worden, wel ik denk dat de wereld er dan heel veel beter ‘opgevoed’ zou uitzien, dan nu de meesten maar heel gewoon ‘middelmatig’ of nog minder zijn!
Wat Inga Heine betreft, gij maakt de fout van vele roman-lezende menschen. Gij wilt, dat de held en heldin per-se goed en voorbeeldig zullen zijn in hun handelingen, bij wijze van leering voor het publiek. En gij geeft er U geen rekenschap van, dat de schrijver, uiteen oogpunt van Kunst, bovenal iets echt-menschelijks, iets waars heeft willen scheppen in de karakterteekening. Als Inga zoo braaf en zoo deugdzaam had gehandeld als gij 't verlangt, dan ware zij een zeer goed boeken-meisje geweest, voor menschen die uit een roman wat ‘goeds willen leeren’ maar dan zou zij niet hebben geleken op de levende, hartstochtelijke, liefhebbende, door en door van het leven afgeziene Inga, die zij nu is, eene Inga met gebreken en feilen neven hare deugden, juist als ieder onzer.
Wat die recensie betreft over De Referendaris-titulair, ik verwijs U naar 't stukje van juffrouw M. van Haaften daarover in een volgend schrijven. Die is veel onpartijdiger, omdat zij een niet-collega is, dan de door U aangehaalde schrijfster het vermoedelijk zal zijn geweest uit jaloezie, want die schrijft zelve óók voor 't tooneel, en met minder succes. Het is altijd gevaarlijk op zulke praatjes af te gaan van recensenten, die er dikwijls groot belang bij hebben een concurrent te doen vallen door een dikwijls naamloos-geschreven recensie. In dit geval kwam de dame in elk geval voor haar naam uit. Ik las niet de recensie, en zag het stuk ook niet. Maar ik las het stuk met zeer veel genoegen. (Zie vorig nommer recensie, onder ter bespreking toegezonden.) En het schijnt dat mej: Noordwal er veel succes mee heeft bij het publiek, zooals Uw warme bewondering trouwens óók al weer bewijst.
Ik weet waarlijk niet uit het hoofd, welke twee versjes nog wachten op plaatsing. Geef s.v.p. even den titel op. Dat is voldoende.
Leentje. - Hartelijk dank voor al Uw vriendelijke wenschen bij de intrede van het Nieuwe Jaar, en voor het belangstellen in mij en in de Lelie. Ja, natuurlijk moet gij mij wel vereenzelvigen met haar, daar gij mij daaruit kent. Dus, dat neem ik niets kwalijk.
Ik ben blij dat gij Hartstocht in de kachel hebt geworpen. Dat is een groot bewijs van zuiver en fijn vrouwvoelen, dat U waarschuwde hoe dit boek - al moge het nog zooveel kunstwaarde bezitten - nochtans geen lectuur is voor een rein-voelend en rein-denkend jong-meisje. En Liefde is m.i. veel minder nog aan te bevelen, want het bezit geen kunstwaarde, maar is vervelend gewauwel van twee onnatuurlijk-gedachte menschen; en het bezit overigens dezelfde weerzinwekkende eigenschappen van Hartstocht, op het punt ontleden van datgene wat Jeanne Reyneke van Stuwe gelieft te noemen liefde en wat ik noem verfijnde zinnelijkheid, en erger. -
Neen, ik heb het nooit te druk voor 't lezen of beantwoorden van mijn correspondentiebrieven. Dat behoeft U dus nooit te weerhouden mij te schrijven. Hartelijk dank nogmaals voor Uw briefje. - -
Wegens plaatsgebrek blijft over voor de volgende week de reeds afgedrukte correspondentie aan Hedda. - Excelsior. - M.P. te B.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.