Brief uit Berlijn. 11 Mei 1905.
Ziezōo, nu zijn de Schillerfeesten voorbij! Er is hier veel gedaan om den herinneringsdag, den sterfdag, van Duitschland's grooten vrijheidsdichter Friedrich von Schiller, te herdenken. In de laatste weken waren de couranten er vol van; boekwinkels herschiepen hun uitstalvensters in Schillertentoonstellingen: zijn eigen werken in allerlei uitgaven, dan de verschillende biografieën over Schiller, de boekjes, die door de gemeente op de scholen werden uitgedeeld, waaronder één exemplaar uitmuntte door de keurige illustraties, van den schilder-illustrator Franz Stassen, Schiller-kalenders en vooral niet te vergeten de prentbriefkaarten, het stokpaardje van de Duitschers. Men werd in één woord ‘geschillert.’ Het werkwoord ‘Schillern’ lag in ieders mond en overal werd men gevraagd: ‘Waar en hoe dikwijls moet je ‘Schillern?’
Doch ook dit behoort tot het verleden en reikhalzend kijkt iedereen uit naar wat nu aan de orde komen zal.
Doch, voordat ik van het toekomstige den sluier oplicht, wil ik nog even in het verleden terug en de jonge dames-lezeressen van dit blad opmerkzaam maken op een interessant boekje der Schiller-lectuur met name: ‘Charlotte von Schiller’ von Jakob Wijchgram, uit de serie Frauenleben von H. von Zobeltitz (Verlag von Velhagen und Klasing, Leipzig). Dit behelst de levensgeschiedenis van Charlotte von Lengefeld, Schiller's vrouw, die door het innige samenleven met haar man tevens een groot gedeelte van Schiller's leven bevat en tegelijkertijd een blik doet werpen op de ontwikkeling der vrouwen in het einde der 18e eeuw. Het waren ontwikkelde vrouwen in den kring, waarin zij leefde, geen blauwkousen, doch personen, die belangstelden in wetenschap en literatuur en volgens mijn opvatting hooger staan, dan de tegenwoordig ziekelijk geëmancipeerden. De vrouwenfiguren in Schiller's werken ademen allen een geest van wijsheid, van natuurlijke vrijheid, gelijk de schrijver zelf een vrijheidsman was, die evenmin voor de vrouw als voor den man dwang kon dulden. Na lezing van ‘Charlotte von Schiller’ krijgt men een denkbeeld van de toestanden der vrouwenwereld in dien tijd. Het boekje is keurig ingebonden; het uiterlijk, zoowel als het innerlijk, is een sieraad voor de bibliotheek eener jonge dame.
Nu ga ik een tipje oplichten van den sluier der toekomst. Aller oogen zijn gevestigd op de feestelijkheden bij gelegenheid van het huwelijk van den kroonprins met de hertogin Cecilie van Mecklenburg-Schwerin.
Voor eenige dagen geleden was in het Kunstgewerbemuseum in de Prinz Albrechtstrasse de hofsleep tentoongesteld, die de toekomstige kroonprinses van het Keizerpaar ten geschenke ontvangt. Van 's morgens 10 uur tot 's middags 5 uur geleek genoemde straat op een mierenhoop. Het Berlijnsche publiek stroomde naar het museum om een kijkje te nemen van den inhoud der groote vitrine, die middenin de lichthal was opgegesteld. De 4 meter lange en 2 meter breede sleep, van zacht rose fluweel met uit zilverdraad geborduurde bloemen en Grieksche randen bewerkt, was glooiend in de vitrine neergelegd, zoodat iedereen duidelijk kon zien. Het kunstwerk is door ongeveer 25 meisjes op het atelier van Frau Dr. von Wedel vervaardigd volgens een teekening in Louis XVI stijl van prof. Doepler d. J.; het geheel is dus een Berlijnsch product, waarmede het publiek zeer was ingenomen. Doch die vreugde zou niet lang duren.
De Berlijnsche mode-ateliers ontvingen