VII.
‘'t Praatje over geld’ van Annie K.D. uit Soerabaja, opgenomen in de Maart aflevering van de Holl. Lelie gelezen hebbende, kan ik niet nalaten daar tegen te schrijven.
Ik wil beginnen met de woorden, waarmee 't Bat. Nieuwsblad, dat bovengenoemd stukje overnam, eindigde:
‘De schrijfster van deze philippica tegen de Indische samenleving is blijkbaar nog jong, erg jong. Zij vervalt, zooals zoovelen, die het maatschappelijk leven pas leeren kennen in de groote maar zeer begrijpelijke fout van te meenen, dat de minder goede menschelijke eigenschappen, die hier op den voorgrond treden, speciaal Indisch zijn. Wij zouden haar willen toeroepen: ga reizen, Mevrouw, zet ooren en oogen open, bereis Europa, Australië, Amerika, China en wanneer ge dan nog meent “dat hier meer dan ergens anders the money het eenige doel des levens is”, dan zijt ge met blindheid geslagen.’
Met die woorden van 't Bataviaasch Nieuwsblad stem ik volkomen in. Ik woon nu ruim 8 jaar op Java en kan dus wel eenigszins over 't leven hier oordeelen.
Zeker zijn er menschen, die altijd over geld en nog eens geld praten, maar vindt men die in Holland en overal elders niet in legio?
En in gemoede, waarom zijn de meesten onzer naar Indië gegaan? Juist om dat geld, dat we in Holland niet konden verdienen. Dat onder ons dan velen zijn, die er alleen voor leven, veel geld te verdienen en dan zoo spoedig mogelijk met 'n vollen buidel te repatrieeren, ach - die stakkerts zouden in Holland op dezelfde wijze leven.
Ter illustratie, dat 't in Europa evenzoo is, kan ik niet nalaten de volgende regels uit Truth over te nemen.
‘The Kreuz-Zeitung, in an article addressed to the German Nobility, calls on them to take to heart the awful example furnished by the money-grubbing.
Peerage of Great-Britain, and to avoid the mammon worship which has brought the latter to such a despicable condition’.
Nu we 't toch over geld hebben, nog even deze vraag: ‘doen Moeders in Holland geen moeite voor haar dochters ‘'n goede partij’ te vinden? Ik vind 't zeer boud gezegd, dat Marie Corelli en Wagenvoort zelfs bij naam niet bekend zijn. De trommels der verschillende leesgezelschappen zijn hier over 't algemeen beter gevuld met goede tijdschriften en uitstekende romans, dan die in Holland. Dat dus 'n Marie Corelli e.a. hier ‘zelfs bij naam onbekend zijn’ is beslist onwaar.
Mij is 't meermalen gebeurd, dat men me van uit Holland aanried 't een of andere boek te lezen, o.a. the Master Christian van Marie Corelli en dat wij 't hier reeds gelezen hadden. Ik weet dan ook zeker, dat wij en onze kennissen, wat literatuur aangaat, zeker niet bij onze Hollandsche bekenden ten achter staan en dan woon ik niet op 'n hoofdplaats, maar n.b. in het binnenland, waar men minder in de gelegenheid is goede lectuur te krijgen dan op 'n hoofdplaats. Die hier niets om goede lectuur geeft, zal er in Holland, waar hij er minder geld aan kan besteden, zeker niets om geven. Willem Royaards, dus iemand, bevoegd om over zoo iets te oordeelen, zei 'n paar keer tegen ons, verbaasd te zijn, dat er in Indië zooveel gelezen werd. -
Ik ken Soerabaja niet, wel Batavia en daar hoorde ik meermalen uitstekende muziek door dilettanten lang niet onverdienstelijk uitgevoerd.
En leven de menschen in Holland slechts voor kunst, enz?
Eigenaardig is 't dan dat de Roode in zijne recensie over de vertolking van een groot stuk van Macbeth door den Heer Verkade o.a. 't volgende schreef: ‘Een schouwburg is groot, zij die de kunst liefhebben zijn weinigen; inspannend genot wordt zelden gezocht, genot, dat het leven vermooit, ermee samengroeit. Het publiek van dezen tijd wil een avond doorbrengen in vergetelheid, in zinnenprikkeling nog liever, het wil geen vermoeienis des geestes. Het ontwijkt ze, of als de mode ze een keer onontkoombaar maakt, ondergaat het ze, met stillen weerzin. Dit is de toestand, dien men in den schouwburg iederen dag kan waarnemen. Hoe grooter draak, hoe schuiner klucht, hoe meer publiek. Van een ernstig samenvoelen van spelers en zaal van de groote dingen van het leven is geen sprake, kan geen sprake zijn, omdat van zeer velen de levensbeschouwing bij eten en drinken ophoudt, en de anderen door scherp gescheiden en strijdvaardig tegenover elkander staande levensbeschouwingen verdeeld zijn’.
Tot zoover de Roode in de Kroniek. Meen nu niet, dat ik beweer, dat er in Holland niemand voor kunst iets over heeft, maar ik wil alleen zeggen, dat daar even goed als hier zulke uitzonderingen zijn.
Dat eeuwige gescheld op Indië maakt mij altijd kriebelig. Zij, die 't hardst schreeuwen, dat men hier zoo weinig van kunst en schouwburgen genieten kan, behooren meestal tot die categorie van menschen, die, in Holland gebleven, 't geld niet zouden hebben die schouwburgen te bezoeken.
Er is hier zeker ook veel, dat ik graag anders zou willen hebben, maar waar ter wereld is 't volmaakt?
Wij kunnen ons leven hier net zoo inrichten als we willen, 't huiselijk leven is toch maar alles en dat hangt van onszelven af, hoe dat is. Goede kennissen kunnen we hier even goed als in Hol-