III.
Geachte Redactrice,
Vergun mij s.v.p. met betrekking tot wat dr. Bleeker schreef over de moderne richting iets in het midden te brengen.
Daar het nu niet tegen den persoon gaat, doch enkel een beginsel en overtuigingskwestie betreft, is het mij zeker wel geoorloofd onder pseudoniem te schrijven.
Zooveel mogelijk wil ik kort weergeven den indruk dien ik krijg uit de bedoeling der modernen.
Vooraf betuig ik mijn sympathie met wat u zelf zegt over 't vage van den zin, dien men tegenwoordig hecht aan 't woord ‘modern’.
Evenwel de kwestie door den heer Bleeker opgeworpen is er eene op theologisch gebied.
Onder modernen verstaan de orthodoxen hen, die in de eerste en de voornaamste plaats verwerpen de Godheid van den Zoon des menschen, van J.C.
Als men de termen modern en orthodox gebruikt in wetenschappelijken zin, is dit eenvoudig de spil waarom alles draait.
Vervolgens gelooven de orthodoxen aan eene goddelijke inspiratie der H.S. op zeer bizondere wijze geschied en niet langs redelijk-natuurlijken weg te verklaren.
De modernen gelooven ook wel aan inspiratie, maar niet gelijk de H.S. aangeeft. En, om het bij een drietal punten te laten, (de uitwerking voor deskundigen en liefhebbers overlatend).
De orthodoxen gelooven aan eene Heilige, Algemeene Christelijke Kerk, waarin Gods Geest op bizondere wijze werkzaam is, terwijl zij door de splitsing der Kerk sedert de Reformatie de zichtbare eenheid der Kerk als tengevolge van zonde en dwaling niet zoo zijnde bij dit begrip en geloof niet vooropstellen die zichtbare eenheid als instituut. De modernen in wetensch. zin stellen zich buiten die eenheid.
Als men echter den hartelijken toon leest, waarop dr. B. schrijft, dan zou men bijna twijfelen: is hij iemand, die gelooft in het zoenoffer van Christus of niet.
Ook gelooven de Christenen (en dit is eene tegenstelling, ik zeg niet met de modernen, omdat 't gevaarlijk is een oordeel over personen te vellen, maar eene tegenstelling dan met het modernisme) wel degelijk aan eene vaste plaats, wanneer zij aan den hemel denken.
't Is niet enkel een idée in hun gedachten.
Eilieve, waarom ook zou dit onmogelijk zijn?
We kennen nog niet eens 't wezen der natuur, hoe kunnen we ons dan ook eene klare voorstelling vormen van het Rijk des Geestes. De H.S. heeft slechts enkele gegevens.
Hierbij wil ik het laten.
Zoo objectief mogelijk gaf ik mijne meening over het verschil tusschen orthodoxisme en modernisme.
Hierbij wil ik niet vergeten, dat volgens een Christen bij uitstek, volgens Paulus, de Liefde het meeste is, en daarom ook kan ik dr. Bleeker achten om zijn mooi zieleleven, doch ben ik toch zoo vrij betreffende enkele punten van groot belang te verschillen.
Hoogachtend,
Uw dw.
STUDIOSUS.