De Hollandsche Lelie. Jaargang 18(1904-1905)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Bloemen. Het leven is koud, O siert het met bloemen, Met bloemen, die tolken van 't menschelijk hart, Die immer en ov'ral Gods Vaderhand roemen, En troostwoorden spreken tot 't diepst van de smart. Bloemen! zij zijn ons de tooi van den zomer, Haar kleuren, zij sieren ons tuinen en veld, Zij roepen de beelden in 't hart van den droomer, En trekken hem aan met zoet zalig geweld. Bloemen! zij sieren den feestdisch der rijken, En 't vensterkozijn van de schamelste hut, Bloemen, gij geeft van genegenheid blijken; Bloemen in kunstwerk toonen hun nut. Bloemen! zij vormen de weelde der bruiden, Brengen een groet nog den meest droeven gang, Bloemen, gij kind'ren van 't zonnige Zuiden, Op 't kerkhof daar zingt gij het zwanengezang. Den Haag, 1 Maart 1905. C.M. - v. B. Vorige Volgende