hoe er geen de minste hoop was op de vervulling van wat zij begeerden. Strikt eerlijk vroeg hij naar rang noch stand, maar koos den man, die hem de juiste scheen op de juiste plaats. Kunde en geschiktheid en - zoo de persoon deze twee bezat, ancienniteit - waren hem hoofdzaak. Elke benoeming werd ernstig overwogen, zoo goed als elk woord dat uit zijn pen vloeide.
Ik woonde de onthulling bij van het standbeeld waar Amsterdam trotsch op zijn mag. Bij die gelegenheid was een cantate gedicht door Schimmel, op toon gezet door wijlen Nicolaï. In treffende woorden werd de overledene vereerd; op meesterlijke wijze bracht een mannenzangkoor hulde aan den ‘betrouwbare.’ Daar schilderden de diepe basstemmen hem:
‘Beminnelijk niet’ - en de tenors antwoordden:
‘En toch vurig bemind.’ De bassen zongen:
‘Hard was hij’ en de tenors antwoordden:
‘Maar 't hardst voor zich zelven.’
Een rilling ging door de zaal toen het volle koor ten slotte uitgalmde:
‘Een man als uit ijzer gegoten.’
Die man, die ijzeren, onwrikbare figuur, was de mensch door Max O'Rell bedoeld, de éénige waar de wereld behoefte aan heeft, van welke men nooit te veel hebben kan.
Onlangs had ik het voorrecht een denker en schrijver te ontmoeten, die trouw bleef zijn leven lang aan de beginselen van waarheid en recht, in politiek en op maatschappelijk gebied. Meermalen lei hij als kundig rechtsgeleerde de hand op wonde plekken, onthulde misbruiken, ontzag niemand of niets.
‘Wat zult u een vijanden hebben gemaakt met zulk optreden’, voegde ik hem toe.
‘Nooit meer dan duizend te gelijk. Als ik er maar wat goeds mee kan bewerken, schaadt me geen vijand’, was het snedige antwoord.
Later hoorde ik: ‘zijn betrouwbaarheid geeft hem recht tot spreken.’
Om te begrijpen hoe groot de behoefte aan dergelijke personen is, denke men zich een maatschappij, die aan het ideaal van den schrijver zou beantwoorden, wier leden betrouwbaar zijn door het individueele gevoel van verantwoordelijkheid. Denk u een regeering volkomen vertrouwbaar, die het heil van het gansche volk, niet van enkelen op het oog heeft; die de groote belangen van het land overziet met een onbeneveld oog, niet verblind door partijzucht; die wetten uitvaardigt, getoetst aan een betrouwbaar geweten, dat zich verantwoordelijk gevoelt voor één mensch niet alleen, maar voor het gansche volk dat onder die regeering staat.
Denk u den rechtsgeleerde, die geen aanzien des persoons kent, die met denzelfden ijver de Pro Deo zaak van een gedegenereerde onderzoekt, als het proces van den rijke; den man, die van het oogenblik af dat een cliënt hem is toevertrouwd, of zichzelf onder zijn bescherming heeft gesteld, zich geroepen voelt van nabij de omstandigheden te leeren kennen die tot misdaad dreven; die zich niet vergenoegt met alleen ‘clementie van de rechtbank in te roepen’, maar gezocht heeft naar verzachtende omstandigheden die toch altoos te vinden zijn. Advokaten, volkomen betrouwbaar, geen bepleiters van ‘kwade zaken.’
Een jong mensch, mr. in de rechten in Indië, vertelde me later persoonlijk dat hij eens een chinees bij zich kreeg, die hem vijftig duizend gulden bood, als belooning voor wat hij gedaan wilde hebben.
‘Moeite was er niet aan’, zei hij, ‘ik had niet veel meer te doen dan een paar handteekeningen te zetten. Verdienen deed ik nog weinig, de verzoeking was groot, maar, Goddank, ik bezweek niet, het was een vuile historie. Op eerlijke manier maakte ik toch fortuin.’ Die man was betrouwbaar.
Denk u den auteur van hetzelfde gehalte. Wat een kracht gaat uit van de pen ten goede of ten kwade. Neem een Beecher Stowe, een Dickens, een Hildebrand, een Frenssen en tientallen met hen. De vertrouwbare auteur trekt geen partij van de wansmaak van het publiek, wekt geen hartstocht op en prikkelt de zinnen niet om door grooten verkoop zich te verrijken. Ook voor hem hebben de finantieele voordeelen waarde, maar zijn verantwoordelijkheid voelt hij te diep om helden te schetsen als die van de zoogenaamde Haagsche romans, al was daar goud mede te innen.
Dat een uitgever juicht over een vijfden en zesden herdruk van iets vuils en zedeloos, maakt hem al even onbetrouwbaar als de schrijver die hem de uitgave aanbood. ‘De heler is zoo goed als de steler.’
Wat zou de maatschappij gebaat zijn als de verantwoordelijkheid meer gevoeld werd op het gebied der literatuur. Hoe ergerlijk zijn de detectiven novellen die voor de winkelramen en aan de kiosken op de spoor-