karakterontleding, in den stijl! Maar met dat al lieten ze je zoo koud, zoo koud! 't Was alsof de schrijfster alléén verstand bezat en talent, maar géén gevoel en géén ziel! Toen kwam haar grooter werk: Het beloofde Land. En zie, nu begreep je Ina Boudier-Bakker opeens. Ja, die zóó kon schrijven, die hád en ziel en gevoel; het scheen alsof er een levenwekkende adem was heengegaan over haar, om al het mooie en lieflijke, dat in haar sluimerde, te doen ontwaken! Wat zij in Het beloofde Land - evenzeer door mij elders besproken - heeft neergelegd van haar-eigen-ik, gaf de eigenlijke waarde aan het boek, dat, uit een kunstoogpunt, een achteruitgang moet heeten bij Machten. Toch kan men in Het beloofde Land nochtans gedurig den stijl of de karakterontleding terugvinden, die de schrijfster verheft boven het gewone peil. Alles saamgenomen is het een roman die belóóft van kunnen. Die belofte nu wordt geenszins vervuld door Wat komen zal, dat, in zijn dorheid van vertellen en opsommen, zijn houterige manier van oplossingen teweeg brengen, en zijn slechte uitwerking van slechts zeer oppervlakkig geteekende karakters, in geen enkel opzicht uitsteekt boven den grooten hoop van jaarlijks komende en weer verdwijnende leesgezelschap-romannetjes! Daarentegen echter is dezelfde schrijfster, die in Machten volkomen objectief bleef, die in Het beloofde Land veel méér subjectief werd dan men het zóó kort na Machten had kunnen vermoeden, nu in Wat komen zal gansch en al de zelve-meevoelende, met haar eigen personen zich begaan-toonende, en eigen geliefkoosde denkbeelden te pas brengende vrouw geworden, die in elk hoofdstuk van haar dóór en dóór vrouwelijk geschreven
boek een echt-warm-voelende, ik zou bijna willen zeggen, een kinderlijk-beminnelijke natuur verraadt.
Het is dáárom, om het mooi-vrouwlijke in haar werk, dat ik in Ina Boudier-Bakker iets bijzonder aantrekkelijks vind, ondanks haar zoo alledaagsch werk. In hoeverre zij nog worden kan een wezenlijke kunstenaresse, moet de tijd leeren, omdat zij nog jong genoeg is om ten slotte aan de eerste verwachtingen te beantwoorden. Ik voor mij geloof, na hetgeen ik tot hiertoe gezien heb van haren ontwikkelingsgang, minder en minder aan haar bijzondere beteekenis als kunst-dienster, maar méér en méér aan het zuiver-vrouwelijke in haar wezen, dat zich, eerst schemerend, nu in volle kracht, openbaren wil in haar schrijfster-zijn.
Een van de hoofdgebreken in de artiste Ina Boudier-Bakker is haar zoo weinig een een uitgesproken persoonlijkheid, een iemand zijn, waar het haar kunst geldt. Zij is, zichzelf onbewust, min of meer namaak, een kind van haar tijd, sterk geïnfluenceerd dóór dien tijd, en door de hedendaagsche literatuur! Daardoor praat zij, zonder het zelf te weten, na wat anderen zeggen, niet zoozeer omdat zij persoonlijk het sterk zóó voelt, of ziet, er een eigen visie op heeft, maar omdat die ideeën, die schrijfmanieren, om het zoo maar eens uit te drukken ‘in de lucht zitten’. - Het beloofde Land is daardoor als het ware doorademd van den geest der Noorsche schrijvers. Het boek had bijna een vertaling kunnen lijken van een of ander Noorsch of Deensch auteur. Zelfs de natuurbeschrijvingen erin zijn onhollandsch, doen je veel meer denken aan sommige streken van Noorwegen, dan aan ons vaderland. En in nog veel sterker mate onhollandsch zijn de personen, de eigenaardige menschen, die optreden in dit mystiek-aandoend verhaal. Zij doen zoo vreemd, zoo niet op hun plaats, in die Hollandsche omgeving; het is of zij geknipt zijn uit Noorsche novellen, dóór en dóór menschelijk, en toch onwerkelijk; maar Hollandsch-gewóón in géénen deele! Toch staat het bij mij vast, dat Ina Boudier-Bakker zichzelf niet bewust is geweest, hoe sterk haar roman Het beloofde Land herinnert aan het werk van die andere auteurs ginds. En evenzeer staat het bij mij vast, dat het geleende en nagemaakte, waardoor Wat komen zal zich kenmerkt, haar volkomen onbewust is gebleven. Maar met dat al blijft het feit, dat er niets oorspronkelijks, of zelfgevoelds, of persoonlijks is in heel dit, door den tijdgeest geïnspireerde gegeven van niet-begrepen kind, mésalliance der ouders, lijdensweg
méér door hun schuld, dan door de eigene.
Zóó sterk is die eigenschap van nàschrijven, wat nu eenmaal tot den tijdgeest behoort, dat de aanvang van Wat komen zal er door geworden is een soort herhaling van Cornélie Noordwal's: De winkeljuffrouw uit l'Oiseau d'or. (Door mij in dit blad vroeger besproken). -
Evenals de Nora van Cornélie Noordwal's roman is de Trees van Ina Boudier-Bakker's: Wat komen zal een winkeljuffrouw.
En om nu, op de hedendaagsche manier,