De Hollandsche Lelie. Jaargang 18(1904-1905)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Lente. Eene dichteres gewijd door F.H. van Leent. Gij vraagt: ik zou de Lente voor U malen In heel haar wondertooi van jeugdig groen, En al de kleuren, die als Lent' festoen Aan twijg en struik en boom en hagen pralen. Van Lente's schoon wenscht Gij dat ik zal zingen, Haar vormen velerlei, die ons tot eerbied dwingen, Der wond're kracht, die alle winds'len breekt, Die onnaspeurlijk werkt, die 't al doorgloeit van leven, Die tot de ziel als Englen-hyme spreekt - Dàt alles zou ik u in woord en zang weêrgeven. - Ik kan het niet! het zou van 't Godlijk beeld [pagina 650] [p. 650] Een nevel-foto zijn bij donkren nacht genomen Een lied, een zang dat oor noch zinnen streelt. Gij moet de Lente zien, Gij moet naar buiten komen, U baden in haar zee van licht en gloed; Door Zefyr's âam U voelen koest'ren, streelen, Haar bloemenpracht aan twijgen en struweelen Zien geuren en ontluiken aan uw voet; Sla dan uw blik in 't rond waar Lente's zon haar stralen Als boden uitzendt over akkers, berg en dalen En al wat sluimert tot ontwaken kust, Van nieuwen strijd, nieuw leven onbewust - En als Ge dan, geschokt, ontroerd in uw gedachten, Bewogen in de ziel, mij die geheimenis Kunt malen, heel de werking van Gods wond're krachten Mij schetsen kunt, en all' wat Lente is Bezingen in een Hymne God ter eer.... Ik kan het niet maar kniel aanbiddend neêr. Vorige Volgende