Ingezonden stukken.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.
Hoogeachte Redactrice!
Bij den dood van Grootvorst Sergius is de twijfel weder in Uw hart gekomen.
Vroeger hebt gij Uw geloof verloren, toen gij bedrogen zijt uitgekomen met Uw vertrouwen op Math: 21:22. Uw moeder werd toch van U weggenomen.
Ik vermoed, dat Uw geloof op een zandgrond was gebouwd en dat gij het boek der boeken, dat men niet leert verstaan zonder tranen, hebt gelezen als een natuurlijk mensch, die niet begrijpt de dingen, die des geestes Gods zijn.
De man van Golgotha heeft ons voorgehouden, in het volmaakste gebed, hoe wij moeten bidden: ‘Uw wil geschiede in den Hemel, alzoo ook op de aarde.’ Hij heeft U te vergeefs toegeroepen: ‘volg mij na’ anders hadt gij in Uw Gethsémané gebeden als hij: ‘Vader, indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker van mij voorbijgaan, doch niet gelijk ik wil, maar gelijk Gij wilt’. En dit gebed van den Zoon des Menschen werd niet verhoord, ofschoon hij bevreesd was tot stervens toe en van benauwdheid bloed zweette!
Als gij zoo gebeden hadt, dan hadt gij Uw geloof behouden en met Job kunnen uitroepen: ‘de Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de naam des Heeren zij geloofd.’
Gelooven beteekent: ‘zich zelve te verloochenen’ en ‘God in alles te laten gelden.’ Dit doet de ware christen vol vertrouwen, want God is liefde, alwijs en algoed, doch onze wegen zijn niet altijd zijne wegen en Hij kent zijn tijd. Hij weet het beter dan wij.
En wat de dood van Sergius betreft, blijkbaar wordt door U te groote waarde aan het leven gehecht. Voor den waren Christen is het de pelgrimsreize naar de eeuwigheid, waarop wij ons kruis dagelijks moeten opnemen en den Man der Smarten navolgen. Het is moeilijk den ouden Adam af te leggen; beter is dan ook de dag des doods dan die, waarop een kindeken geboren wordt; zijn niet de dagen des menschen 60 à 70 jaren? doch de uitnemendste van deze zijn ellende en verdriet. - Neen, niet op deze wereld, maar op het hemelsche Jeruzalem moet ons oog gericht zijn; daar zal een blijdschap zijn, welke geen oog nog heeft gezien en geen oor nog heeft gehoord en die in het hart des menschen niet is opgekomen. De ware Christen verlangt naar het hemelsche Vaderhuis, als het hijgend hert, ter jacht ontkomen, dorst naar de stille waterstroomen; en geen wonder want dan treedt hij het land der belofte binnen, waar geen nacht meer zijn zal.
Ik hoop den twijfel in Uw hart aan het wankelen te hebben gebracht; want ik ken niets op de wereld, dat in staat is een leven, zóó schoon, zóó rein te maken en een sterfbed zóó rustig, zóó blijmoedig, dan de navolging van Christus.
EEN HEIDEN.