of de overtuiging dringt zich bij ons op, dat die vraag niet beantwoord kan worden. Immers datgene wat de meerder- of minderwaardigheid van den mensch behoort uit te maken, werd te allen tijde en wordt heden ten dage nog zoowel bij groepen van mannen als van vrouwen aangetroffen. Er is onmogelijk een juiste balans op te maken, die aangeeft wie van beiden als mensch het hoogst staat, en het hoogst-bereikbare voor de wezens onzer soort is zoo volkomen mogelijk en niets anders dan mensch te zijn en te blijven.
In de natuur vindt men geen volkomen gelijkheden, ook daar niet, waar afwijking of verschil niet of hoogst moeilijk is waar te nemen. Er bestaat alzoo ongelijkheid, zeer waarneembare, tusschen mensch en mensch, des te meer tusschen man en vrouw. Elke uitweiding hierover is overbodig, want iedere vrouw en iedere man is er zich van bewust, een als 't ware ingeschapen bewustzijn. Hoog staat de man, die zich door de kenmerkende eigenschappen en hoedanigheden der vrouw aangetrokken gevoelt, die haar recht laat wedervaren, die haar hulde brengt en eert. Schiller zegt zoo schoon:
Ehret die Frauen, sie flechten und weben
Himmlische Rosen in's irdische Leben!
Och, werd dit meer in toepassing gebracht, hoeveel leed zou daardoor talloos velen, zoowel mannen als vrouwen, bespaard blijven!
Als vereerder der vrouwen in onze dagen mag o.a. bijzonder genoemd worden Max O'rell, wiens beide werken: ‘Rambles in Womanland’ en ‘Her Royal Highness the Woman’ daarvan getuigenis geven. Zij maakten op mij zoodanigen indruk, dat ik aan den aandrang gevolg moest geven om daaruit een en ander in dit tijdschrift ten beste te geven. Genoemde schrijver heeft waargenomen in vrij ruimen kring, hoofdzakelijk in Engeland, Frankrijk en N. Amerika. Hij geeft de indrukken weder, welke hij van de vrouwen in zijn waarnemingskring heeft ontvangen, maar op zulk een wijze, dat hij zelf daardoor rijst, want hij had 't meest oog voor 't geen de vrouw verheft en tevens voor haar schoonheid, lieftalligheid, aantrekkelijkheid en verdere gaven, in den besten zin. Die werken zijn hoegenaamd niet te beschouwen als een studie van den aard en het wezen der vrouw, maar toch zijn de door hem ontvangen indrukken eenigszins verwerkt en zij geven vooral ons, mannen, te denken. Bovendien ontbreekt het hem niet aan humor, een kruid, dat in de meeste gevallen het lezen veraangenaamt, maar daaronder is niet weinig ongeschikt ter vertaling, zoodat ook hier de regel geldt: ‘elk oorspronkelijk werk verliest door de vertaling.’ Zoo zegt M.O. (Max O'rell) in zijn aphorismen o.a. ‘Nothing is less common than common-sense,’ hetgeen vertaald, niet uitdrukt wat hij er mede te kennen wil geven, althans indien zoodanige vertaling zuiver nederlandsch mag heeten, daar wij voor common-sense de uitdrukking gezond verstand bezigen. Van gezegde aphorismen zijn mij de volgende als vermeldingswaard voorgekomen:
‘Men kan het maatschappelijk standpunt der vrouw beoordeelen naar de wijze waarop zij gaat zitten.’
Onwillekeurig denkt men hierbij aan het tooneel, waar het gaan zitten nog al studie vereischt.
‘Een vrouw kan een man liefhebben dien zij heeft gehaat, nimmer dien zij heeft veracht, zelden die haar overschillig is geweest.’
‘Ik heb gehoord van vrouwen die zoo verliefd waren, dat zij haar mannen zeiden de aanstaande maand geen nieuwen hoed noodig te hebben.’
J.N.