| |
| |
Hoofdartikel
Mevrouw Charlotte Perkins-Gilman.
De Amerikaansche feministe, Charlotte Perkins-Gilman, schrijfster van ‘Women and Economics’ door Dr. Aletta Jacobs voor Nederland bewerkt onder den titel: ‘De economische Toestand der Vrouw’, trad aan den avond van 7 Maart j.l. te Amsterdam als woordvoerster op. Voor dit doel, was door een dames-comité onder presidium van Dr. Aletta Jacobs, een bovenzaal van het gebouw ‘Eensgezindheid’ gekozen. Het zaaltje, berekend op een paar honderd menschen, was geheel uitverkocht. De lokaliteit bleek te klein te zijn. Het liep storm. Een aantal menschen werd afgewezen.
Bij het vernemen van: ‘Geen enkele plaats meer’ trokken mannen zich teleurgesteld, maar gehoorzaam terug. Vrouwen dachten er anders over. In haar kwam boven het onvervalscht-vrouwelijk kantje: verzet. Een stoet strijdlustige amazonen, die met geweld zich wilden wringen naar binnen.
De zoet-zure Cerberus, die de toegangsdeur bewaakte, en telkens weer met typisch Amsterdamsche bewoordingen en dito accent verzekerde, dat hij wegens ‘brandgevaar’ geen mensch meer mocht doorlaten, had het zwaar te verantwoorden. Het schroeiend vooruitzicht, in vlammen te roosteren, werkte zelfs niet afschrikkend op de zenuwachtige vrouwen, die door de felheid van haar op- | |
| |
treden, den dorpel-wachter buiten zich-zelf brachten.
Om kwart-over-achten betrad een donkere, goed-gekleede en gekapte vrouw het podium: Charlotte Perkins-Gilman. Dr. Aletta Jacobs nam het woord, om haar in ons land welkom te heeten, en bij het Amsterdamsche publiek te introduceeren. Deze Amerikaansche redenaarster spreekt zéér duidelijk, luid en langzaam. Elk harer woorden dringt door; iedere syllabe wordt uitgesproken, maar, Charlotte Perkins-Gilman, herkomstig uit ‘The glorious land of freedom’, heeft den Amerikaanschen neusklank en het stugge, harde hakkerige afgekapte woord eigen aan het meerendeel der Yankees.
Mevrouw Gilman hield een rede over: ‘Het huisgezin en de wereld.’ Zij verwijlde in haar luchtig, helder betoog even bij de vroegste tijden, toen mannen oorlog voerden of ter-jacht gingen, en hun vrouwen rustig den huiselijken haard bewaakten, haar zorgen wijdend aan de kinderen, aan de toebereiding van spijzen, aan het spinnewiel, aan het maken van kleedingstukken, het vervaardigen van gereedschappen en huishoudelijke artikelen. En bij het verrichten van dien arbeid werd tevens door haar de taal gemaakt, want, vrouwen hebben altijd lust en liefde gehad voor een praatje. Mannen volgden zwijgend het spoor van het wild dat zij buit maakten. In den oorlog spraken zij evenmin, hieven soms een krijgsgeschreeuw aan, en, thuis-komend, van vecht- of jachtpartijen, waren de mannen vermoeid, en gebruikten zwijgend hun voedsel. Onbegrijpelijk, dat het goud zóó kostbaar is gebleven, ondanks het diepzinnig mannen-gezwijg!
Verliet een jong meisje haar ouders, broers en zusters, haar vrienden, magen en geburen, om in den echt te treden met een man uit een anderen volksstam, zij nam haar eigen taal mee. Die ging niet verloren. De taal harer kinderen getuigde van moeders herkomst. De man, zijn tijd en arm wijdend aan werkzaamheden buitenshuis, de vrouw offerend al haar tijd, aanwendend al haar krachten ten bate van het gezin. Zóó is het lange, lange jaren geweest. De vrouw huishoudster van haar echtgenoot, lastdier, slavin van en in haar omgeving. Maar, zegt Charlotte Gilman, al hebben vele eeuwen zulk een schandelijk misbruik van het schepsel, genaamd vrouw, gedoogd, gaandeweg zijn in de vrouw ontwaakt haar sluimerende gaven en talenten. Zij is ondanks den druk waaronder de traditie haar gevangen hield tot de overtuiging gekomen, dat zij een vrij mensch is. Eindelijk na langen, donkeren nacht gloort voor haar het licht van een heilbrengenden dageraad.
Men moet in het vervolg niet meer spreken van: mannelijk en vrouwelijk, maar van: menschelijk.
Er zijn deugden, eigenschappen, hoedanigheden, zich openbarend en ontwikkelend in den mensch, niet speciaal, in man of vrouw. Liefde, vrijheid, vlijt, moed behooren den mensch; zij zijn niet het uitsluitend eigendom van den man, of het onbetwist bezit der vrouw. Konijnen en reeën zijn schuw; mannetjes zoowel als vrouwtjes. Leeuwen, tijgers en luipaarden zijn onverschrokken, de wijfjes nog het meest: they are fierce’.
Natuurlijk. Het heftige spreekt sterker in de vrouw, dan in den man.
Ik dacht even aan het ‘fierce’ optreden der vrouwen bij den ingang. Wat moed, mannen-moed aangaat, zei Mevrouw Gilman, raadpleeg daarover eens een tandmeester.
Met deze onjuiste opmerking, dit goedkoop en gewild ondeugendheidje, had de spreekster de lachers op haar hand. Onbewust, òf opzettelijk, verhaspelde de woordvoerster kleinzeerigheid met moed. De meeste mannen zijn kleinzeerig; van nature zijn ze beducht voor lichamelijke pijn, maar, wij vrouwen die ons met meerdere gelatenheid dan zij, kiezen en tanden laten trekken en vullen, hebben dikwijls gelegenheid den zedelijken moed te bewonderen van een man, die tegelijkertijd als een kind zoo bang is voor pijn, of lichamelijke beproevingen.
De vrouw, gehuwd of ongehuwd, moet haar eigen weg gaan. Dit kan zij alleen door de geleidelijke ontwikkeling te bevorderen van de gaven en talenten, haar door de natuur geschonken. De getrouwde vrouw moet naast, niet beneden haar man staan. Beider krachten behooren aan de maatschappij. Het huisgezin moet niet langer uitsluitend het terrein blijven waarop de vrouw zich beweegt.
Een groot aantal gehuwde vrouwen is ongeschikt om haar hééle kleine kindertjes (de babies) lichamelijk te verzorgen, en om later de opgroeiende kinderen verstandelijk te leiden en op-te-voeden. In plaats van een zoo ernstige taak als verzorging en leiding van kinderen, glad-verkeerd te doen, is het oneindig beter, dien arbeid aan bevoegde menschen over-te-laten. Om iets te weten
| |
| |
en te bouwen, moet men het geleerd hebben Droevig en onrustbarend blijft het sterftecijfer onder de zuigelingen omdat de moeders onbekend zijn met de behandeling van haar kinderen. Het moederlijke instinct onthult niet de geheimen der juiste voeding. Het moederschap stempelt de vrouw niet in eens tot bekwame opvoedster. Zuigelingen moeten gebracht worden naar inrichtingen, waar men een zeer speciale studie heeft gemaakt van de verpleging en verzorging der hulpbehoevende wezentjes sluimerend in de wieg. De wieg. Daarop moet aller aandacht gevestigd worden. In de wieg ligt de toekomst. Later, wanneer de zuigeling op zijn voetjes staat, dan moet hij of zij met kinderen van gelijken leeftijd worden toevertrouwd aan specialiteiten op het gebied van opvoeding. De moeder, ontheven van een taak waarvoor zij niet berekend was, kan dan met haar man, als kostwinner voor de kinderen werkzaam zijn.
Bij instinct kan een vrouw geen huis bouwen, een schilderij maken, of een kleedingstuk vervaardigen. Bij instinct kan zij evenmin kinderen opvoeden. Zij kan alleen dát, waarop zij zich ernstig heeft toegelegd.
De vrouw moet niet langer opgaan in het beredderen van haar huis. De inrichting van het huishouden moet noodzakelijk gewijzigd en vereenvoudigd worden. Men zou héél wat tijd winnen, indien alle spijzen buitenshuis werden gereed-maakt. Koken maakt rommel; een aantal uren per dag worden keuken, stookplaats en pannen gebruikt, díe weer moeten worden schoongemaakt en weggeborgen. Koken vermeerdert de drukte en de onrust in een huishouding. Dikwijls wordt de toebereiding der spijzen overgelaten aan jonge, onervaren dienstboden, die moeten koken zónder dat zij het geleerd hebben. Zij is een vrouw, zij moet dus kunnen koken zoo maar van-zelf. Dit is even onzinnig, als te verwachten dat een vrouw een opvoedster is, omdat zij moeder werd.
Het brood wordt buitenshuis gebakken, waarom zouden onze groenten en vleeschgerechten ook niet door specialiteiten worden toebereid? Het niet meer koken in huis, heeft alle voordeelen: volmaakte toebereiding van het voedsel dat wij nuttigen; oneindig minder tijdverlies, en véél minder moeite om den boel schoon te houden, hoewel in Holland de huizen voorbeeldig zindelijk zijn. (Tevreden lachen van het publiek). Waar echter in de toekomst alles van afhangt, alles op aankomt, is het wezentje in de wieg. Daaraan moet ‘skilled help’ haar zorgen en krachten wijden. Groeit het goed-verzorgde, goed-gevoede, goed-gekleede en welopgevoede kind, dan groeit mèt hem de beschaving. Mogen álle verstandelijke krachten zich dan wijden aan de lichamelijke en geestelijke nooden van het kind. -
Charlotte Perkins-Gilman spreekt met overtuiging. Haar rappe, lenige betoogtrant is boeiend. De breedheid van haar gebarenspel verraadt het hartstochtelijke element der vrouw. Telkens wanneer zij aanduidt het ‘groeien’ van het verstand, van de beschaving, slaat zij haar armen wijd-uit en richt ze met forschen zwaai opwaarts.
Toen zij haar voordracht zonder aarzeling of vermoeienis had geëindigd, vroeg Dr. Aletta Jacobs, of eenige dames of heeren uit het publiek met Charlotte Perkins-Gilman in debat wenschten te treden, want, dat de redenaarster daarop zéér gesteld was. Bladstilte volgde op dit vriendelijk verzoek.
Zéér begrijpelijk. Niemand der aanwezigen was op zoo iets bedacht. Vóór men ten aanhoore eener verzamelde menigte, een vraag, een tegenwerping, een bedenking formuleert, dient even te worden nagedacht. Heel onverwacht kraait soms een haan, kakelt een kip, balkt een grauwtje. Van een mensch verwacht men iets anders.
Eindelijk vermande zich een vrouw, en sprak. Nog eene. Toen nam een man het woord. Daarna weer een dame. De man, die met de Amerikaansche feministe sprak, kwam als man met feiten voor-den-dag. Als beschaafd man, zich wendend tot een vrouw, was zijn toon welwillend, bescheiden, hoffelijk, maar ráák. Jammer, héél jammer dat hij vlak vooraan zat en zóó zacht sprak, dat slechts weinigen konden verstaan, dat hij voorbeelden stelde, ontleend aan cultuur-geschiedenis der wereld. De groote beschaving, die bij de Grieken door de Atheners was gebracht, hun kunstproducten die over de heele wereld waren gegaan, hadden hun kinderen in het gezin opgevoed. De Spartanen belastten den staat met de opvoeding der kinderen en wat was van hen achtergebleven? Een jonge dame, - misschien een onderwijzeresje, vroeg of de gezamenlijk door specialiteiten op-te-voeden toekomst-kinderen, door die gemengde en vereenigde opvoeding naar een vast systeem geen gevaar bevatte voor de individualiteit van het kind, of de individualiteit, waar alles op-aan komt
| |
| |
niet voor een groot gedeelte zou worden ingeboet.
Weer een andere voerde aan of de vader met de opvoeding der kinderen niets te maken had, of hij van alle plichten en verantwoordelijkheid ontheven was, wanneer hij zijn naam en zijn geld aan zijn kinderen gaf. Deze vraagster erkende ten volle, dat er veel onverstandige, onpraktische, onervaren vrouwtjes voor de zware laak van opvoeding staan, maar, dat in gewone gevallen, wanneer de kinderen geen weezen of halveweezen zijn, twee menschen belast worden met het op voeden: vader - en - moeder. En, of de jonge onervaren vrouw niet verstandig zou doen, bij haar man aan te kloppen om hulp, vóórlichting en raad in de opvoedings-kwesties.
Charlotte Perkins-Gilman is een woordvoerster zoo permantig en duidelijk als een deugdelijke wekker, die afloopt in harde onverstoorbare geluids-klateringen. Zij heeft positieve begrippen in haar hoofd, die zij met Amerikaansche virtuositeit aan-de-markt brengt, maar, voor debat acht ik haar minder geschikt. Waarom lokt zij het uit, wanneer zij er niet ernstig op ingaat? Wat komt dan de dood-gewone vrouw in haar boven! De vrouw, die zonder nadenken van-wal-steekt, en met kakelend kippen-rumoer haar neus voorbij praat. Met goochelaars-behendigheid vangt zij een paar woorden der interpelleerenden op, en plast dan lustig rond in haar eigen woord-kabbelingetjes. Typisch-ouderwetsch-vrouwelijk zich zoo maar brutaalweg door de moeilijkheden heenslaan. Zij knutselt vlug een grapje, of een bon mot door haar repliek en laat de menschen lachen. Misschien geroepen tot doch niet uitverkoren voor debat, evenmin als Annie Besant, die, wat diepte van betoog, sierlijkheid van voordracht, voornaamheid van gedachten, kuischheid van taal Charlotte Perkins-Gilman achter zich laat. Annie Besant lokt óók discussie uit, en, ook háár repliek is onbevredigend. Beide dames dwarrelen en cirkelen om de kwestie heen, en, hoe Amerikaansch en Engelsch zij tot in merg-en-been wezen mogen, they do not come to the point. Het debat, als knal-effect bedoeld, liep af met een sissertje.
En nu, het zwaartepunt van Charlotte Gilman's betoog: Kinderen laten opvoeden door ‘skilled help’.
Toekomst-kindertjes, wat beklaag ik u! Niet meer gezoogd, gevoed, gekoesterd, verzorgd, opgevoed door uwe moeders. Hoe onnatuurlijk. Gelukkig zóó onnatuurlijk dat Charlotte Gilman's ultra-moderne opvatting van het moeder-zijn, nooit door échte moeders zal worden gedeeld, en, die hebben nog den boventoon, hoeveel karikatuur mamaatjes er mogen rondloopen.
Carmen Sylva zegt: ‘On ne devient pas mère, on l'est’.
Juist. Niet het baren van een kind brengt in de stugge, dorre, onverschillige vrouw, een onuitputtelijken voorraad liefde, teerheid, geduld, omzichtigheid, behoefte om te verzorgen en te koesteren. Er zijn moedertjes, moeders en moers.
De struisvogel staat niet alléén in zijn wereld-beruchtheid van niet-leep-zijn, van niet-willen-zien, van gevaren-afgewend-achten door zijn onnoozelen kop te laten schuil gaan in zijn halsveeren. Voor dezen vogel weet ik geen beteren makker dan de wereld-beroemde ooievaar. Heel wat pakjes zijn door dezen slimmert aan het verkeerde adres bezorgd!! Waar men Langbeen liever niet, dan wèl begroet, zit hij met onverbeterlijke eigenwijsheid op het dak. En, haar, die met ontroering, verteedering en dankbaarheid zijn geschenk aan het jubelend hart zouden pressen, laat hij staan met hunkerende vraagoogen en ledigen schoot......
Het liefdelooze, het onnadenkende en onverantwoordelijke gedrag van moeders, die haar vermaken en uitgangen, het schitteren en coquetteeren in Schouwburg, Concert- en feestzaal verkiezen boven het bijzijn van haar jonge kinderen, die aan huurlingen worden toevertrouwd, is een euvel, dat men uit den weg zou willen ruimen, maar, dat als elk ingeworteld kwaad moeilijk is uit-teroeien. Welke snaar moet men bij wufte vrouwen doen trillen ten gunste van haar kinderen, wanneer haar ontbreekt het moederlijk element? Hoe kan men haar beduiden dat een kind een schat is, wanneer zij er slechts een lastpost in zien?
Onverstandige, driftige, ongeduldige, kribbige, ontactvolle moeders leggen het droevig af, op paedagogisch gebied. Méér dan jammer voor de kinderen, die dupe worden van moeder's boozen luim en onervarenheid. De vader kàn, en behóórt in zulke gevallen zijn kroost in bescherming te nemen en trachten zijn onredzame en onredelijke vrouw tot betere inzichten te brengen. Indien de natuur van zulke moeders niet volslagen koud en liefdeloos is, zal zij na strijd en
| |
| |
tranen, na vallen en opstaan, na tegenspartelen en toegeven, ter wille van haar kinderen en haar man, kleinere en grootere overwinningen op zich-zelf behalen, en na lang zoeken en tasten, ten slotte iets vinden, dat, zoo al niet hèt ware, toch een bevredigend surrogaat kan blijken.
Ouders kunnen getuigen, dat zij, door hun kinderen op-te-voeden volgens hun beste inzichten en krachten, allereerst en het meest zich-zelf hebben opgevoed.
Menschen van normaal zedelijk bewustzijn - geen gedéséquilibreerden - voelen de verantwoordelijkheid van het goede voorbeeld geven.
Vrouwen als Charlotte Perkins-Gilman brengen tot nadenken. Zij uiten spitse waarheden, die overweging verdienen. De verwaarlozing, of averechtsche behandeling van baby is een jammerlijk feit. Het hulpeloos wicht heeft goede verzorging noodig. Geen vreemde hulp hoe ‘skilled’ die moge zijn, neme aan moeder het liefdewerk uit-handen. Moeder-zelf moet opgeleid worden tot specialiteit in de lichamelijke verzorging en geestelijke leiding harer kinderen.
Vrouwen, in lichte-laaie blakend voor het algemeen belang, voor sociale rechtvaardigheid, vrouwen, belust haar kunde, verstand, ijver, krachten en doorzicht te wijden aan het openbare leven, doen wèl, haar persoonlijke vrijheid à tout prix te handhaven, en niet te trouwen. IJveraarsters voor het publiek welzijn verdienen onze volle waardeering. Zij staan op de bres, haar spiedend oog speurt dreigende en naderende gevaren.
Haar strijdlustige hand omklemt de krijgstrompet, en, wanneer zij vreest dat haar makke, doodgewone zusteren indommelen over miskenning, tekortkomingen, dwaalbegrippen en misstanden, dan schetteren haar verbolgen lippen een heftig, rumoerig, alarmeerend protest uit. Uitstekend. Vrouwen, die een wakend oog houden op ‘het kind dat de toekomst is’ zijn onmisbaar. Maar, die vrouwen zich gehéél wijdend aan het algemeen belang vinden dáárin bevrediging. Trouwen uit aanstellerij, of uit vulgaire nieuwsgierigheid, is baar absoluut te ontraden. De vrouw, die haar leven verbindt aan dat van den man, wiens naam zij in 't vervolg moet dragen, aanvaarde onverschrokken àl de gevolgen van den echt, van die maatschappelijke verordening, welke zij zèlf gewild heeft. Kinderen bij haar verwekt laten verzorgen en opvoeden door specialiteiten, is een onsympathieke herhaling van Rousseau's voorbeeld, in ietwat gewijzigden vorm. De schrijver van ‘Emile ou l'Education’ legde zijn kindertjes te-vondeling, omdat hij vreesde, ze niet zóó goed te zullen opvoeden, als hij dit wenschte.
De gehuwde vrouw behoort aan haar man, aan haar kinderen, aan haar gezin. De gehuwde vrouw die ‘naast en niet beneden’ haar man wil staan, die mèt hem zich wil geven aan het openbare leven, die mèt hem den kost wil winnen voor het gezin, die mèt hem de wereld wil bestormen en veroveren, is alleen in theorie denkbaar.
Hoe zal de gehuwde vrouw het ageeren naar buiten klaar-spelen tijdens eventueele zwangerschap?
Kan zij met dat levens-stadium óók specialiteiten belasten?
Moeten zwangerschap en bevalling haar louter als expériment dienen? Als een feit, waarover zij later, op publieke bijeenkomsten met bravour kan redekavelen? Het moederzijn, dat na de geboorte van het kind éen sinécure wordt, zal elke rechtgeaarde vrouw met weerzin vervullen. Het onervaren moedertje moet trachten zèlf specialiteit te worden in de lichamelijke verzorging en geestelijke leiding harer kinderen.
Met haar eersteling zal de moeder ongetwijfeld de meeste moeite hebben. Natuurlijk. Dan staan haar de handen nog een beetje verkeerd, maar probieren geht über studieren. Al doende leert zij, en verkrijgt zij de noodige omzichtigheid en het tactvol beleid om baby's fijn lijfje te baden, te kleeden en te voeden, zooals het behoort.
Onze moedertjes zitten in onze moderne samenleving toch niet van God en goed mensch verlaten? Zij kunnen van elkaar leeren. Van elkaar praktische dingen afzien en overnemen. Zij kunnen baby's grootouders wanneer die nog in leven zijn om hulp en raad vragen. Die stralen dan van plezier. En zoo die er niet meer zijn, dan kunnen de jonge moeders zich wenden tot oudere zusters, of vriendinnen, en ook die zullen haar volgaarne advies geven. Echte moeders, die om raad gevraagd worden betreffende baby's belangen en in zake de opvoeding van kinderen, zijn gestreeld wanneer men haar niet voorbijgaat, en, ten allen tijde bereid tot het geven van inlichtingen en het aanbieden van hulp.
Gij, toekomst-kinderen, door specialiteiten verzorgd, wàt zal in de toekomst uw eerste
| |
| |
woord zijn? Toch niet ‘moeder’, ‘vader’? Uit pure erkentelijkheid zult gij toch allereerst stamelen: ‘Grietje’, ‘Saartje’, ‘Betje’, ‘Marie’, ‘Sientje’, ‘Koosje’ of, hoe uwe ‘skilled help’ heeten moge.
Aan uw specialiteit, niet meer aan uw moeder, behoort uw eerste lachje, uw eerste woordje; het doorschemeren van uw eerste blanke melktandje, uw eerste, onvaste zwaaipasjes zullen niet meer uw moeder in verrukking brengen; uw lichamelijke ontwikkeling zal genoteerd worden met al de nauwkeurigheid, eigen aan uw specialiteit.
Wat zullen onze toekomst-gezinnen zonder kinderkamer, zonder keuken, ongezellig zijn. Uitgestorven zonder kindergejoel; koud en leeg zonder moeder's bedrijvig bezig-zijn, om de spijzen zoo smakelijk en gezond mogelijk toe-te-bereiden.
Gelukkig zijn wij nog zoo ver niet. In de laatste tijden is allerwege de trom geroerd over de voortreffelijkheid der vrouw. Zij kan nu héél gerust zijn, aangaande het quantum hersens, den graad van ontwikkeling, de werkkracht, de talenten en gaven haar toebedeeld. Met zulke elementen slaat de maatschappij geen kwaad figuur. Lang niet.
Verdeeling van arbeid. Daarop komt het in onze dagen aan. Voor ongehuwde en voor gehuwde vrouwen is er werk. Zij betreden echter niet elkanders gebied. Dit geeft botsing. En waartoe? Die is te vermijden.
De ongehuwde vrouw schenke haar aandacht, haar doorzicht, haar intelligentie en werkkracht aan hetgeen Charlotte Perkins-Gilman noemt: de wereld.
De gehuwde vrouw, niet minder van-zessen-klaar, zij, blijve en worde steeds meer, de zegen van: het gezin.
Het gezin, de basis van de maatschappij.
ANNA S.K. - F.
| |
Nuttig zijn.
‘'k Wil nuttig zijn,’ roept menigeen,
Wie helpt mij, goede vrinden,
Ik zelf kan met den besten wil,
Den rechten weg niet vinden.
'k Wil nuttig zijn in grooten kring
Wie wijst mij nu, den weg waarop
'k Een hulp kan zijn voor velen.’
Och! arme, die zoo vragen moet,
Gij zijt wel te beklagen.
Want, wie een hart heeft goed en rein,
Behoeft het niet te vragen.
Die weet, 't geheim van, nuttig zijn,
Ligt: in 't zich zelven geven,
Het is in grooten als kleinen kring,
Aan andren denkend leven.
Die zal voor 't weldoen in het groot
Geen plichten thuis vergeten,
Die zal in waarheid nuttig zijn,
En niet slechts nuttig heeten.
|
|