vondigheden en zichzelf wijsgemaakt dat ze het geluk òf hadden òf zeker vinden zouden.... maar steeds liep ál dat beloven uit hoogstens op een paroxisme van zingenot. En dàn kwam eerst recht.... de ‘débacle’. Dàn kwam eerst recht het vol-ellende, het vol-smart ontwaken, èrger dan leeg; zichvoelend als mensch verlaagd, als schepsel God's neerliggend zóó vol van pijn en leed als geen woorden of personen het bij machte zijn om te omschrijven. Dàn kwam eerst recht ‘de wanhoop in het hart, de verslagenheid in den geest.’
O God weet, hoè velen, hoe onnoembaar velen zóó geleden hebben, geleden door de foute leiders, de valsche hervormers.
Stil, ingetogen en bescheiden, maar onveranderbaar met het hart vol liefde en trouw hield de Hoogste Wijsheid, de Eeuwige Liefde de wacht over haar kinderen!
Haar kinderen, die haar verlaten hadden òf uit moedwil, òf omdat geslachten door met de gewoonte gebroken was om de oogen op Haar te richten. Een groot deel harer kinderen kent Haar niet eens dan bij name en gewoon als ze zijn geraakt om Haar te beschouwen als Een, goed genoeg slechts om dommen en zieken en ouden te leiden, keuren ze Haar zelfs niet eenige aandacht waardig. En al dien onverdienden smaad, al die minachting, die verguizing, al die verdachtmaking van Haar slechts zuivere Goedheid en Barmhartigheid gevende Wijsheid en Liefde, verdraagt ze stil en gelaten, bewust van Haar onverzwakte en onverzwakbare kracht, levend (als ze Haar dan ook al op-zij-zetten willen) in-zich-zelve dat heerlijke rijke leven, dat Lichtleven regelrecht uit God, één met God, God-zelve.
En zij die 't weten, die 't leerden weten en leerden kennen, zij zien vol deernis op de verloren en uiteengestoven schare; zij zien zoovelen zuchten en zoeken, ontevreden en vermoeid in-zichzelve en toch niet nalatend òm te zoeken, òm te achterhalen wàt er zijn moèt toch voor ons allen, rust en vrede met het leven, verzoening met het mysterie van ons bestaan.
En zij, die 't nú weten, die 't nú kennen, zij zouden zóó zielsgraag àl die zoekende en hunkerende zielen willen brengen dáár waar zij thuishooren en waar voor allen is de verlangde rust, de begeerde vrede! Maar hoè? O, dat God een middel mocht zenden om hen te treffen in 't hart, in den geest, zóó dat de behoefte levend werd in allen om tenminste te leeren kennen het Mysterie Gods. O, dat [er een behoefte gewekt werd, zóó dringend en zóó vurig om te worden genezen, gereinigd in Haar armen, aan Haar Hart!
Jan. 1905.
REGINE.