moeite om die af te leeren. Het ligt nu eenmaal in de menschelijke natuur over 't algemeen om lief en braaf te willen schijnen.
Zelfkennis doet niet alleen onze slechte, maar ook onze goede eigenschappen aan 't licht komen. Zelfkennis geeft ons zelfvertrouwen; door te weten wat in ons is, weten wij ook wat wij kunnen, wij nemen al naar de omstandigheden zijn een besluit, wetende waartoe wij in staat zijn. - Door ons zelf te kennen kunnen wij een doel nastreven, ons leven een vaste richting geven. - En niemand, die zich zelven kent, zal, tenzij door den nood gedrongen, ooit iets aanvatten, wat hij niet volbrengen kan. - En zelfvertrouwen is zoo noodig op het glibberige levenspad. Zelfkennis geeft ons veerkracht en veerkracht is een levensbehoefte. Wie geen veerkracht bezit wordt door 't minste of geringste terneergeslagen. En deze beide doen ons kalm voorwaarts gaan, wat ook booze tongen mogen zeggen, welke hindernissen ook te overwinnen zijn!
In den strijd tegen ‘noodlot en menschen,’ krijgen wij een vast karakter.
Verstandig doen wij, zoo wij omgang zoeken met personen, die zedelijk onze meerderen zijn, die ons opheffen, die een veredelenden invloed op ons uitoefenen. Zoodra wij zien, dat iemand's invloed verderfelijk op ons in-werkt, doen wij verstandig dien persoon te vermijden.
Het is goed om boeken te lezen van groote mannen en vrouwen, mooie ideeën in ons op te nemen. - ‘O ik blijf liever laag bij den grond, weet je,’ werd eens iemand toegeworpen, die het wagen dorst, zich wel eens uit 't alledaagsche los te scheuren en in idealen en illusies zijn troost vaak zocht en voor wie banaliteiten en dubbelzinnigheden iets verschrikkelijks hadden.
Diengene zouden wij toe willen roepen: ‘weet gij wat het is, het ideale te zoeken, u te verheffen boven het alledaagsche, een wijle om U te verpoozen? Het is een vergeven, waar gij u anders ergeren zoudt. Het is een verzoend raken met veel, wat u anders hinderen zou; zij, die idealen en illusies zoeken, zullen steeds het goede in den mensch zoeken en vinden. Zoo gij het niet weet, probeer het dan eens, zoek slechts het schoone om u heen en gij zult blijmoedig voorwaarts gaan. Geen melancholie zal uw leven en dat van anderen versomberen, geen verbittering tegen een U niet goedgunstig lot, maar een innige dankbaarheid voor al het goede dat gij boven zoovelen verkreegt zal dan uw ziel veredelen.’
Vragen wij ons zelven af wat wij doen in ons leven om onze medemenschen gelukkig te maken en als wij eerlijk zijn, dan zullen we tot de overtuiging komen, dat dit, al bitter, bitter weinig is en dat wij ons in ons egoïstisch voortleven al heel weinig van 't lot van onze naasten aantrekken, enkelen uitgezonderd, heel enkelen slechts.
‘Nogmaals hef u zelven op en gij zult uw medemenschen opheffen; ken u zelven en gij zult uw medemenschen kennen en - wat oneindig veel waard is zachter oordeelen over anderen en strenger over u zelven.’
A. v. MAARSSEVEEN.