Van Jong Leven. Ontgoocheling.
T gouden zonlicht scheen door d'oude boogvensters, speelde door Thea's krullend haar, deed het zilver en kristal op tafel hel opblinken, vroolijk licht tooverend in de eetzaal, waar het somber was van veel antiek eikenhout en donker behang.
Na 't gebed, waarbij de gastvrouw in gedachten verzonken wat langer dan gewoonlijk het hoofd gebogen hield en Herman het profiel van Thea, zijn nichtje, die peinzend naar een oud schilderij keek, bestudeerde, terwijl de livreiknecht van het eene been op het andere schoof, was het even stil gebleven.
Toen de scherpe stem van de oudste logée: ‘Is het waar, wat ik vanmiddag bij Hermine hoorde, dat de oude Mevrouw Van Voorde door haar schoondochter zoo “indigne” behandeld is geworden?’
En Mevrouw de Vere zwak protesteerend: ‘och, Emilie, indigne, ik weet niet - de oude Mevrouw was bezig haar kapitaaltje op te gebruiken; effect na effect was reeds verkocht, toen is de schoondochter tusschenbeide getreden, men zegt, wel niet heel aardig, maar nietwaar, tout savoir....’
‘Ja, tante’ viel Herman in ‘'t is volkomen waar, wat verteld wordt, de lieve Mevrouw Van Voorde heeft hare schoonmama als 't ware het huis uitgezet, hare antieke meubels en oud porcelein voor zich gehouden, - ze staan nu op haar boudoir -, de villa te huur gehangen en het oude mensch op twee kamers in de Nieuwstraat gezet.’
‘En hoe vindt Mr. Van Voorde dat wel?’
‘Ja, tante, wat zal 'k U daarvan zeggen, hij zal 't licht beroerd vinden, maar kan er niet veel aan doen, het geld komt van haar, hij heeft zelf niets en zij is een echte ‘kat’, (‘canaille’, dat hem op de lippen gezweefd had, hield hij wijselijk met een blik op zijne moeder voor zich.)
‘Ik hoorde, dat de oude mevrouw ziek van verdriet is.’
‘Ja, dat kan licht waar zijn; nu maar zoo heel lang zal ze wel niet meer leven - ze is vijf en tachtig.’ En hij schonk zich een glas wijn in en ging met jongensblague voort: ‘Overigens een uitstekend mensch die Mevrouw Van Voorde, de jonge, bedoel ik’.
Thea had zwijgend geluisterd; even had ze de lippen krampachtig op elkaar geklemd en haar oogen hadden zich verwijd, terwijl haar hart inkromp, zich voorstellende de arme 85jarige vrouw door hare kinderen onmeedoogend behandeld. Nu keerde ze 't hoofd om met de plotselinge beweging haar eigen en de oogen half verschrikt, kijkend in de zijne:
‘Ken je haar dan, Her?’
‘Of ik haar ken? wat goed, ik kom er veel aan huis, 't is er bijzonder gezellig; zij is een alleraardigste gastvrouw en geeft hier den toon aan, de geheele eerste societeit komt er - goed gezelschap, excellente wijn, wat wil je meer?’
Met minachting wendden zich de oogen af en er was angst in haar stem, toen ze vroeg: ‘Kent u ze ook, tante, komt ze hier aan huis?’
‘Ja zeker, lieve; vroeger toen de meisjes nog niet getrouwd waren kwam ze hier heel veel, en nu ook nogal eens op mijne jours.’
Toen kon Thea zich niet langer inhouden; het heete bloed steeg haar naar 't hoofd en hartstochtelijk kwam het er uit: ‘Hoe is het mogelijk; ik, ik zou liever met mijne schoonmaakster aan één tafel eten dan zoo'n mensch in mijn huis te ontvangen!’
Eene pijnlijke stilte was na hare woorden ingetreden. Thea keek verlegen op haar bord, nu wel spijt voelend over hare heftigheid, maar toch voldaan.
Douairière de Vere vond het beter niets te zeggen; ze hield niet van disputeeren, dat was geen ‘ton.’
Op Herman's lippen zweefde een antwoord, maar het binnenkomen van den knecht maakte een eind aan alle verdere repliek.
Thea wierp een laatsten blik in den spiegel; ze droeg een licht-zijden blouse en wit laken rok, haar beste pakje, dat ze thuis droeg op concerten en andere feestelijke gelegenheden; ze was voldaan over zichzelve, door de nieuwe, afhangende witgazen fichu had ze behendig een vlek in de voorbaan gemaskeerd - haar gesteven katoenen onderrok ritselde als zijde, terwijl ze plechtig de breede trap naar beneden liep, den stijven knecht voorbij de zaal in, waar tante juist even voor haar ruischend in zwarte zijde was binnengetreden en een laatsten blik over de theetafel liet gaan.
Buiten scheen de Junizon in alle heerlijkheid - Thea wierp een verlangenden blik