Ingezonden stukken.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.
's Gravenhage, 30 Januari 1905.
Hoogwelgeb. Vrouwe Jonkvr. Anna de Savornin Lohman, Zeestraat 46,
's Gravenhage.
Hoofdredactrice van de Hollandsche Lelie.
Hooggeachte Freule.
Gisterenavond maakte mijn vrouw mij attent op Uw artikel in de rubriek ‘Varia’, voorkomende in het nummer van 18 dezer.
Naar aanleiding hiervan acht ik het nuttig U er op te wijzen, dat U zich eenigermate vergist aan het slot van Uw stukje, waar U het volgende zegt: ‘Eén enkele onhandigheid in een niet goed opgemaakt contract, één woord te weinig of te véél, een handteekening, waarvan misbruik kan worden gemaakt, dat zijn alles zaken, waarvan een advocaat op de hoogte is, en waarin hij door goeden raad onheil en schade kan voorkomen.’
Misschien herinnert U zich, dat U eens hebt geschreven, ‘dat de grootste botterik van een man advocaat kan worden’. U hadt naar mijne meening volkomen gelijk en het is ook op dezen grond, dat ik U er uitdrukkelijk op wil wijzen, dat het volkomen onjuist is, wat U in evenbedoelden zin hebt gezegd, de bewering namelijk, dat een advocaat op de hoogte is van al die zaken.
Ik ben zoo vrij U gelijktijdig met dit schrijven eenige nummers van mijn blad ‘Themis’ te doen toekomen en verzoek ik U beleefd daarvan inzage te willen nemen. Na lezing daarvan hoop ik, dat U overtuigd zult zijn, dat in het feit, dat een vijftal dames zich beschikbaar hebben gesteld raad te geven op rechtskundig gebied, iets goeds schuilt.
Noch Professor Mr. Simons, de hoofdredacteur van het Weekblad van het Recht, noch U, hebben bij Uwe beoordeeling van het optreden dier vijf dames er aan gedacht, dat alle hout geen timmerhout is, ook op rechtskundig gebied, en ik ben ten volle overtuigd, dat het hoogst moeilijk is in verschillende gevallen aan te wijzen, welke advocaat als hoogst bekwaam, met gerustheid kan worden aangewezen ter behartiging van belangen van vrouwen en ook van mannen, op rechtskundig gebied.
Uit bijgaande nummers ‘Themis’ zal U blijken, dat men in zeer korten tijd, ik meen ongeveer 18 maanden, advocaat kan zijn, zelfs zonder studie aan een gymnasium en zonder studie aan een academie, hetgeen onlangs een deurwaarder te Hulst, die evenals ik in de practijk was gevormd, heeft bewezen.
In ieder geval is het een feit, dat men op 22 à 23 jarigen leeftijd advocaat kan zijn.
Acht U nu werkelijk, na lezing van bijgaande nummers ‘Themis’, al die jonge advocaten geschikt, waar zij van de praktijk en van het leven nog niets hebben gezien, gewichtige belangen van vrouwen en mannen, op rechtskundig gebied te behartigen?
Ik in ieder geval niet. Waar die advocaten in de practijk moeten leeren, kan ik U verzekeren, dat er vooral tegenwoordig zeer veel zijn, die na verloop van zes, acht à tien jaar nog niet veel bekwamer zijn geworden dan zij waren op het tijdstip, waarop zij de academie verlieten, omdat zij in dit tijdsverloop met de practijk bij gebrek aan zaken bijna niet in aanraking kwamen.
Neen geachte Freule, ik ben overtuigd, dat zeer dikwerf de belangen van cliënten worden verknoeid en bedorven door advocaten. Het is werkelijk ook naar mijne meening zeer moeilijk in een bepaald geval aan te wijzen, welke advocaat als bekwaam en geschikt voor een speciaal geval kan worden aanbevolen. Jonge ongehuwde advocaten, die op 23 à 24 jarigen leeftijd met de soms afschuwelijke bijzonderheden van een huwelijksleven bekend worden, om daarna de belangen van een vrouw te behartigen, acht ik absoluut voor de behandeling dier zaken ongeschikt, en toch heeten alle advocaten, advocaat, en beweert ook U in het bovenbedoeld stukje, ‘dat zijn alles zaken waarvan een advocaat op de hoogte is.’ Nu laat ik nog geheel buiten beschouwing, dat verschillende advocaten zich wijden aan een speciaal vak, hetzij aan kwestie's op assurantie-gebied, op het gebied van zeerecht,