den oever van zand en steen; als het tij hoog stond naderde de zee den drempel der hut.
Bij hevige stormen zwiepte de zee zelfs schuim tegen de vensters. Dan staakte Sneggar haar vroolijk lied, verschrikt wierp ze haar werk neer en deinsde van het raam terug. Velga's oude moeder prevelde gebeden; angstig luisterde ze naar het stormgeloei.
Doch Velga vreesde den storm niet. Met haar vader stond ze hij den vochtigen drempel der woning de netten op te rollen; ze liep in de zee en het koude water plaste spattend op om de bloote voeten, door het witte schuim waaromheen het zeewier slingerde. Met haar voeten rukte ze dit af; de krachtige borst ademde de frissche, vochtige lucht in, terwijl de wind met de rosse haren speelde.
Zoo stond ze: jong en krachtig met vroolijk, dartel gelaat, en de staalblauwe oogen tuurden in de verte, den storm trotseerend. Slechts vogelzwermen scheerden over het woestbruisende water, dat ze nauw met de vleugels beroerden, zwevend over hooge rotstoppen....
Doch waarheen tuurde Velga?
De visscherskinderen begonnen haar stil en somber te vinden, omdat Velga nooit zonder reden lachte, en nooit met haar zuster bij het werk zong. Maar tot haar vijftiende jaar was Velga nooit droef of somber gestemd. Haar hart klopte even vroolijk en dartel als van een jongen vogel; Velga schepte vermaak in stormen en in de zee, in de zon en in de aarde, en in de vrijheid van haar jeugd. Ze treurde slechts om Irwald; zoo gaarne had ze hem willen zeggen hoe heerlijk het leven is...
Sinds geruimen tijd bevond Irwald zich op zee. Ontelbare malen had Velga langs den oever geloopen, starend op de deinende golven: over de zee zou ze hebben willen roepen dat ze het wachten op Irwald niet langer kon uithouden, dat hij Sneggar niet mocht liefhebben, dat Velga niet zonder hem kon leven...
En toen de zoele wind uit het westen woei en de zon zich ver over het water uitstrekte, toen ging Velga naar haar zuster en sprak:
‘Lieve Sneggar, wil ik je eens zeggen hoe heerlijk de zomerwind is, hoe zoet de geur der zee, en hoe droef ik me gevoel zonder Irwald?’
‘Dat laat me onverschillig,’ antwoordde Sneggar; rustig bleef ze bij den drempel zitten.
Velga keerde zich om en liep naar den oever; het hoofd steunde ze in de handen, en lang luisterde ze naar het waterklotsen in de schemering. Heete tranen rolden tusschen haar vingers.
Plotseling ziet ze Irwald naderen. Ze stoot een juichkreet uit, hij begint te lachen en roept dat ze hem helpen moet om de visch uit het barkje op het strand te brengen. Ze gehoorzaamt; langen tijd hebben ze hieraan samen werk; tallooze vragen stelt ze hem over zijn tocht, en als de groote, zilveren maan aan den hemel staat, zit ze dood-vermoeid in de leege bark, en ademt de nachtlucht in.
‘Irwald, ik heb zoo dikwijls om jou geschreid,’ sprak ze. ‘Dan rende ik langs den oever met angstig kloppend hart. Maar nu jij hier weer bent, voel ik me zoo vroolijk en opgewekt!’
Zwijgend zat Irwald bij den achtersteven, turend naar de maan. Die stilte maakte Velga beschaamd; ze sloeg de oogen neer en vroeg op zachten toon:
‘Heb je gehoord wat ik zei, Irwald?’
‘Ja,’ zei Irwald.
Toen boog Velga het hoofd heel diep, en sprak:
‘Neem me mede naar je huis, Irwald! Ik zal met je uittrekken op zee, ik zal altijd vroolijk zijn, liederen voor je zingen en met je werken. Met jou is het leven heerlijk op de wereld!’
‘We zullen nooit samen wonen,’ - antwoordde Irwald op beslisten toon. ‘Morgen trek ik er weer op uit in mijn bark, en als ik terugkeer, dan zal ik Sneggar's hand nemen en haar mijn woning binnenleiden. Hier zullen we 's winters vertoeven, en 's zomers zullen we varen op de zee en zwemmen als zilverduikers.’
‘En ik?’ vroeg Velga langzaam, terwijl haar hart ineenkromp. ‘Moet ik alleen blijven?’ sprak ze met luide stem, zich plotseling hoog oprichtend.
‘Ja -’ antwoordde Irwald.
Toen sprong Velga op den oever; heen snelde ze in zuidelijke richting. Eindelijk wierp ze zich op de grijze steenen; luid kreet ze haar smart snikkend uit, en wierp zich van de rots.
Hoort ge den wind huilen en gieren in de duisternis?.... Woest is een storm in het Noorden!