Alfred Sutro: ‘The Walls of Jericho.’
‘De muren van Jericho’ is op het oogenblik, het succèsstuk, van het Garrick-Theater, te Londen.
De auteur, Alfred Sutro, beleeft genoegen van zijn tooneel-arbeid, in forschen toon gezet. Het stuk boeit en pakt van begin tot eind.
Rumoerig, hartstochtelijk is de vonkende en flitsende taal.
Alfred Sutro is nu naar New-York vertrokken, om daar persoonlijk de répétities te leiden van zijn stuk, dat bij de verwende Londenaars volle zalen trekt. Triomf voor schrijver, triomf voor de artisten, goud in de kas. Wat wil men méér?
Alfred Sutro toornt over de verwording der ‘Smart Set.’ Jack Frobisher, de rechtschapen, self-made man, krijgt door zijn eerlijk verworven geld toegang tot die kringen, waarvan hij de verdorvenheid niet bevroedde. Wanneer hij goed overtuigd is, van het gehalte der lieden, met wie hij door zijn huwelijk in aanraking is gekomen, laat hij zijn verwijten en beschuldigingen op hen néérdaveren. Ten slotte onttrekt hij zich aan het door hem gesmaald milieu. Frobisher's stem trilt van woede en verontwaardiging. Hij is stroef als een boetprediker. En, als een John Knox, striemt hij de zonde, zonder aanzien des persoons.
Frobisher wordt in Londen vertolkt, door Arthur Bourchier, den intelligenten, beschaafden directeur van het Garrick-theater.
Sutro's scherpe woorden kletteren als hagelsteenen tegen de huichelachtige poppengezichten van overspelige vrouwen en tegen de honend-lachende maskers van eerlooze mannen. De gespierde taal, aangezet door Arthur Bourchier's meesterlijk spel, maakt indruk op het publiek, dat ernstig en vol aandacht luistert.
Arthur Bourchier wordt goed gesecondeerd door Violet Vanbrugh, de actrice, gevierd om haar knap spel en smaakvolle kleeding. In ‘De muren van Jericho’ is zij een vrouw uit de aanzienlijke kringen, en, belust op het vermogen van den millionnair Frobisher, treedt zij met hem in 't huwelijk maar, laat zich als Mevrouw Frobisher evengoed het hof maken, door wien maar wil, als vóór haar echtverbintenis met den self-made-man. Jack Frobisher kan niet langer in die onreine atmosfeer leven. Hij keert terug naar zijn geboorteland en zegt tot zijne vrouw, dat hij dáár in eenzaamheid zal wachten op haar en hun kind, wanneer zij geneigd mocht wezen, een onberispelijk voorbeeld te geven aan haar zoontje. ‘Ik zal wachten, dagelijks naar jullie blijven uitzien. Ik heb genoeg van het hersenloos en onzedelijk gebabbel van je vriendinnen, van die schaamtelooze vrouwen die niets doen dan flirten en dobbelen. Ik heb genoeg van die wezens, die aan elk woord een dubbele beteekenis toekennen, en die den spot drijven met alles, wat zweemt naar ernst. Ik heb genoeg, van het leven, dat hier geleid wordt, zoowel in de stad als buiten, waar alle mannen verliefd zijn op de vrouwen van anderen.’ -
De kritiek roemt zeer het spel van Arthur Bourchier en van Violet Vanbrugh, evenals dat der heeren Clarence, Chart, Sidney Valentine en der dames Muriel Beaumont, Elfrida Clement en Kate Serjeatson, die ‘De muren van Jericho’ maakten tot een beslist succès.
Den dramaturg, Alfred Sutro verwijt zij, wel wat opzettelijk uit-te-varen tegen de Engelsche aristocratie, en te veel naar ouderwetschen trant te werken met licht-en-schaduw. Zijn helden, de twee mannen, die er kwamen door vlijt en rechtschapenheid zijn volgens afgezaagde tooneeltraditie ‘engelen’, aan wie geen enkel smetje kleeft. De kritiek maakt bezwaar hen als zoodanig te accepteeren. Ook schudt zij bedenkelijk het hoofd, over