De Hollandsche Lelie. Jaargang 18(1904-1905)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Zangen. I. Sint. Hoor nu het schuifelen van den wind: Dat zijn de voeten van goeden Sint, Die brengt vreugde en hoop aan ieder kind. Er is er niet één, die niet van hem droomt, Dat hij op toovervoeten koomt, Of met wonder-paard, mak en zilver-getoomd. O, het oude symbool van den overvloed! Maar een kinderhart is nog dankbaar en goed, Er is bijna niet één die niets vriendlijks ontmoet In dien guldenen tijd van den overvloed. - II. Vorst. Door de donker-blauwe luchten Zweven witte mane-glanzen; 't Is of elfen-voetjes dansen Door het lichte winde-zuchten. 't Blinkende ijs ligt strak en stil, Zilvren kegels aan de daken. Ivoren elfen-vingren maken Van de donkere aarde een ijs-paleis Vol van mane-zang en van winde-wijs. III. Sneeuw. Eén uur van den nacht Heeft die blanke pracht Over heel de donkere aarde gebracht. Eén uur van den dag Bracht een levens-lach Zoo rein en blank als mijn leven nooit zag ....Een uur van den dag! ELSE VAN BRABANT. Vorige Volgende