Hugo Wolf dit is voor het lied op dramatisch lyrisch gebied. Wat is een lied als Peregrina anders, dan een drama, en van het aangrijpendste soort, door Mörike als dichter weergegeven, door Wolf als Componist tot in het oneindige verdiept. Want waar het vermogen eindigt van het menschelijk woord, daar vangt het Mysterie aan van het rijk der tonen. Muziek neemt op haar hemelhooge vlucht, het poëtisch woord in 't onbegrensde mede.
Welke eischen stellen Hugo Wolf's liederen aan pianist, aan zanger en publiek?....
Hoe doordrong de Componist zelf het gedicht, hoe doorvoelde, doorleefde hij het, vóórdat hij het woord in tonen bracht?
Des avonds het gedicht lezen, het in alle opzichten doorgronden, zich één maken met den geest des dichters. Dan legde hij zich ter ruste, en in den slaap scheen onbewust de ziel het lied reeds te omvangen.
Gelijk een bloem in stillen nachtdauw openbloeit, getrokken door het magisch licht der maan, zoo ontbloeide in deze ziel de wonderbare bloem der melodie.
Des morgens had hij slechts met blijde hand te plukken.
Hij beefde van geluk, verrast en verrukt als hij was door eigen vinding. De extase daalde op hem neer als gave Gods. In heilige inspiratie was hij als buiten zich zelven....
Wij allen weten dat wij dit hoog genot gekocht hebben met de omnachting en het tragisch einde van zijn heerlijken geest.
Waar Wolf zich zelven zulke eischen stelde in het doorgronden van het gedicht, staat de toehoorder, onbekend met zijn kunst, voor een nog zwaarder taak, het verstaan der woord verklanking.
In opmerkelijk contrast reeds met andere Componisten, is bij Wolf de hoofdzaak wat de dichter zegt, en niet het zuiver muziekale element alleen.
Ieder woord van den dichter wekt in zijn geest den juisten ‘Anklang’, daarom dat hij niet, als vroegere Componisten, bij een vers van drie coupletten het lied steeds weer van voren af aan beginnen doet. Is het gedicht van drie coupletten, zoo zult gij u ook hebben in te werken in drie bladzijden compositie.
Zóó alleen kan, gelijk bij Wagner, de zang zich direct aansluiten bij het woord.
Nogmaals vragen wij welke eischen het aldus verdiepte en verklankte gedicht aan pianist en zanger stelt?
De zanger moet pianist zijn - de pianist ook zanger. Zang en spel moeten te samen één gedicht van tonen worden. Eerst moet men zich wel degelijk op de hoogte stellen van de waarde der begeleiding, hier een verouderd woord, van geen beteekenis meer, daar zang en spel zijn van gelijke schoonheid. Zij vullen elkander aan, dragen en omhullen elkander; zij gaan te samen gelijk een schoone stroom golft door een landschap en het bezielt.
Wanneer zal zij opstaan, van waar zal zij komen, de echte Wolf-zangeres, gelijk mettertijd verrezen, als door den tijd geroepen, de echte Wagnerzangers en zangeressen.
Een zangeres als Pregi, bij wie het eenvoudigste woord een muziekale expressie erlangt, doch met de Duitsche innigheid en diepte eener Rosa Sucher.
‘Prometheus’ en ‘Gränzen der Menschheit’ te hooren zingen door Carl Hill, te vroeg verloren voor de kunst; - een Mevrouw Offermans ‘der Genesende an die Hoffnung’, het mysterieus dramatisch ‘Peregrina.’
Sophie van Hove, kondt gij terugkeeren tot het roemvol verleden in kracht en jeugd, gij die als onovertroffen Schumann-zangeres ons heilig en onvergetelijk blijft, gij zoudt in ons land, de éénige zijn die door den glans uwer heerlijke stem, de diepte en innigheid van uw muziekaal doorvoelen, uw ongeëvenaarde voordracht, ons al de fijnheid en volkomenheid, de dramatische kracht zoudt wedergeven van de liederen van Hugo Wolf.
Want gij waart pianiste en zangeres te samen; gij maaktet van het voorgedragene één gedicht: heilige drieéénheid van woord, spel en zang!.............
Een oproeping tot hen, die de gave ontvingen van het lied!
Mogelijk zijn zij nog jong, in het opbloeien begrepen....
Beseft het dan goed, welk een voorrecht het is jong te zijn, kracht en vermogen te kunnen ontwikkelen, nog een leven van streven en volmaking voor U te hebben,