De Tuin der Muzen. Gedichten van Albert Rehm. (Uitgever Meindert Boogaerdt Jun: Rotterdam). - Enkele van deze gedichtjes doen op niet onaardige wijze denken aan die van Beets. Zoo b.v. blz: 45: Zomer:
Geel en blauw, blauw en geel
Bukkend graan hoog van steel
Inhoudzwaar, doch onschoon
Wacht het graan bescheiden
Er zijn er ook onder van een zwaarder gehalte. - Over het geheel wel een ‘dichter’ die iets meer en beters kan, dan rijmelen of ‘woordkunst’-bakken zonder inhoud. - De Tuin der Muzen vind ik nog al een veelzeggenden titel voor dit bescheiden boekje. Aan het slot in een epiloog zingt de auteur-zelf daarvan:
Ziet dees tuin; ik stel hem open
In verrassend dolend loopen
Vele zijn de kronkelpaden
Ergens eenzaam, bloembeladen,
Een heester, nooit gezien.
Nu, met die ‘kronkelpaden’ gaat het nog al! En ‘nooitgeziene heesters’ heb ik evenmin ontdekt. De wegen in den tuin zijn nog al gewoon, en de bloemen die er in bloeien eveneens.
Dorpsgeheimen, door Stijn Streuvels. (uitgave van L.J. Veen, Amsterdam). - Ik heb reeds meer dan eenmaal gelegenheid gehad in de Lelie zoo wel als elders te zeggen, hoe ik denk over Stijn Streu veis. Deze Vlaming is voor mij een sympathiek werker, een man van talent, die zijn gaven niet misbruikt om het land- en boerenleven te ontvezelen in vuile en weerzinwekkende détails, maar integendeel ons geeft, in gezond en krachtig proza, de werkelijkheid zooals die is: een mengeling van goed en van kwaad, van poëzie en van proza, van leelijke en slechte en van beminnelijke en lieflijke kleinigheden. - Dorpsgeheimen is in zoover klein-werk, dat de twee deelen bestaan uit verschillende novellen. Maar ieder dier novellen op-zichzelf is een meesterstukje van stijl, taal, en karakter-ontleding. Het mooiste en gevoeligste stuk uit den bundel vind ik Kinderzieltje, dat uiterst fijn-gedacht is, en fijn-gevoeld. In Streuvels bezitten de Vlamingen een auteur om trotsch op te zijn! - Dorpsgeheimen wensch ik in den kring der Lelie-lezers een ruime verspreiding toe, want ik weet uit mijn correspondentie, dat er velen zijn onder de Lelieabonné's, die dergelijke gezonde en eerlijke en wezenlijk-reine lectuur prefereeren boven het gezwets en gewauwel van onleesbare en zich in schuinigheden verdiepende ‘jongeren’ van zeker soort richting.
Wat komen zal, door Ina Boudier - Bakker. (Uitgave van P.N. van Kampen en Zn. Amsterdam.) - Hoezeer er weinig overeenkomst bestaat tusschen Streuvels en Ina Boudier-Bakker, toch kan ik mijn slotzin betreffende Dorpsgeheimen van toepassing maken op: Wat komen zal. Want ook dit boek is een, dat velen aangenaam zal zijn, omdat het zoo dóór en dóór rein blijft van alles wat leelijk is gevoeld of is bedoeld. In kunstwaarde stel ik dezen nieuwen roman geenszins gelijk met de vroegere werken van Ina Boudier-Bakker: Machten en Het beloofde Land. Maar, naarmate haar artistezijn vermindert in haar werk, schijnt haar fijngevoelige natuur van zeer-juist begrijpende vrouw zich sterker daarin te ontwikkelen. - Een meer uitvoerige bespreking hoop ik later te doen volgen. Voorshands zij alleen gezegd, dat de schrijfster uit kunst-oogpunt m.i. in haar begin het aflegt tegen Cornelie Noordwal, waar zij, evenals deze, een winkel-intérieur en een beschaafde, boven hare collega's uitstekende winkeljuffrouw schildert. Bij Cornelie Noordwal is alles veel scherper-gezien en veel levendiger afgebeeld (De winkeljuffrouw uit l'Oiseau d'Or). Het mooie van Wat komen zal zit echter minder in de waarde uit letterkundig oogpunt, dan wel in de wijze waarop het gegeven is uitgewerkt. De zwakke, naar een groote liefde smachtende, echt-vrouwelijke natuur der hoofdpersoon Trees, is door de schrijfster gezien en uitgebeeld met het liefdevol voor haar mee-voelen eener zelve dóór en dóór vrouwelijke, zachte natuur, die veel begrijpt en veel vergeeft.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.