De Hollandsche Lelie. Jaargang 18(1904-1905)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Bij 't lezen van ‘De kleine Johannes.’ Daar komen geuren om ons henen zweven Van lenteweelde en zomerzonneschijn, Daar wordt heel zacht een teere draad geweven, Wanneer we met dit boekske samen zijn. Een teere draad, die onze ziel verbindt Eerst met Johannes-zelf en dan met Windekind, Met d' elfen, met de dieren, met de bloemen En met de menschen ook, die wil ik liefst niet noemen. - O, 't is ons goed ons in dit proza-leven Te lezen poëzie, gedachten wonderfijn, Wij voelen zachtkens onze ziele zweven Omhoog met 't sprookjeskind, in heilig samenzijn. 8 December 1903. ERICA VAN E. Aan Zuster Marie. O, laat mij kijken naar uw zacht gezicht, En mij verkwikken aan uw lieven lach, Dan wordt mijn harte toch zoo zeldzaam licht, En draag 'k die blijheid met mij heel den dag. Van 't oogenblik, dat 'k in uw oogen zag, Kwam rust en hope in mijn bange ziel, Het was uw blijde, wonderteedre lach, Die als een lichtstraal in het duister viel. En als een knop in warmen zonneschijn Ontplooide zich mijn angstig-wachtend hart, En stemmen spraken plots'ling, licht en fijn, En wekten vreugde op en doofden smart. O, laat mij kijken naar uw zacht gezicht, En mij verkwikken aan uw lieven lach, Dan wordt mijn harte toch zoo zeldzaam licht, En draag 'k die blijheid met mij heel deez' dag. October 1903. ERICA v. E. Vorige Volgende