Uw brief. En zij begaan daardoor misschien méér kwaad dan zij zelf inzien. - Ik waardeer het dubbel, dat U mij zoo geschreven hebt, omdat U nog zoo kort geleden niets van mij wist, en daardoor zoo'n dwaal-meening over mij hadt. Hartelijk hoop ik, dat wij elkaar hoe langer hoe meer zullen begrijpen, en ook dat Uw levensweg steeds méér effen moge worden.
Idealiste. Ik geloof dat het beter is niet verder op die zaak in te gaan. Ik zou U niet kunnen antwoorden, zonder verkeerd te worden begrepen - misschien zelfs ook door U. Want in sommige opzichten zal alleen het leven-zelf, het ouder-worden, U deze dingen in het rechte licht doen zien. Hoe méér ik erover theoretiseer, hoe méér gij vragen doet, waarop het antwoorden, hier in de Lelie, moeilijker wordt. Hartelijk dank voor Uw briefje. Schrijf mij maar steeds zooveel en zoo oprecht als gij wilt. Ik neem openhartigheid nooit kwalijk, en word nooit boos over vertrouwelijkheid. - Wat ‘Gelukswegen’ betreft, verwijs ik U naar de corr: aan Erica te S. -
Clara te Frankfort. In lang heb ik niets van U gehoord, Misschien hebt gij intusschen reeds wéér een nieuwe woonplaats? Dat steeds veranderen-moeten lijkt ook mij bijzonder onaangenaam; men went zich zoo aan de omgeving en aan de stad waarin men woont; zelfs al vindt men het er niet prettig, dan tòch doet de scheiding-zelf nog pijnlijk aan. Ten minste zoo gaat het mij. - Ik geef U groot gelijk, dat gij hebt afgezien van dat plan; gij zoudt er vermoedelijk onkosten door gehad hebben, op die wijze, - et voilà tout!
Erica te S. Ik dank u vriendelijk voor de waardeerende, en van mij-goed-begrijpen getuigende woorden, die gij wijdt aan ‘Gelukswegen:’
‘U is een voorstandster van het vrije huwelijk, zeggen ze; ik betwist dat, en begrijp uit Uw boek, dat U daarin wilt verdedigen uwe stelling, dat U alleen dan het vrije huwelijk goedkeurt, als er zulke bezwaren bestaan, als b.v. die krankzinnige vrouw of iets dergelijks onoverkomelijks; heb ik 't juist begrepen?’
Ik stel er prijs op hier in het openbaar aan U de verzekering te geven, dat gij mijn bedoeling volkomen juist hebt opgevat, toen gij deze hierboven aangehaalde woorden hebt geschreven. Neen, ‘Gelukswegen’ is geen ‘pleidooi voor de vrije liefde.’ Het is slechts een pleidooi tegen allerlei schijnheiligheid en schijnfatsoen. En het behandelt één-op-zich-zelf-staand geval, (zooals ik er mij wel meerdere kan denken), van een meisje, dat in ‘vrije-liefde’ véél zedelijker en veel eerlijker en veel mooier handelt, dan hare ‘wettig-getrouwde’ zuster. Maar in het algemeen genomen acht ik een huwelijk, door de wet bezegeld, bepaald noodzakelijk, gegeven de menschelijke natuur, die anders zou vervallen tot grove uitspattingen en vuile wellust.
Wat nu de praatjes en de schijnheilige deugdzaamheid betreft, waarover gij schrijft, van dat zeker soort romanlezers uit een leesgezelschap, dat er prijs op stelt in een boek lage of onzedelijke bedoelingen te zoeken, (die er niet in zijn), daartegen kan ik niet, en kan geen enkel boekenschrijvend mensch. Zij, die hoog-genoeg-staan om, bij alle meeningverschil, eerlijk te blijven, zien wel hoe ‘Gelukswegen’ bedoeld is, namelijk niet onzedelijk of ‘slecht.’ Ik verwijs U daartoe o.a. naar een zeer uitvoerig opstel, gewijd aan ‘Gelukswegen,’ van de hand van pater Th. Bensdorff, Congr. SS Red., en voorkomend in De Katholiek (godsdienstig en letterkundig maandschrift) (Januari 1904).
Deze pater Th. Bensdorff, die van zijn katholiek standpunt ‘Gelukswegen’ veroordeelt als ‘gevaarlijk,’ en, evenals velen, de vergissing begaat van er in te zien een pleidooi voor de vrije liefde, zegt desniettemin in zijn zeer oprechtgeschreven en onpartijdige beschouwing:
‘Met al deze bemerkingen willen wij intusschen niets afdingen op de vele goede en edele gevoelens, waarvan de schrijfster in haar geschrift blijk geeft. Er is iets oprechts in deze schrijfster, dat sympathie inboezemt. Van alles, wat zweemt naar huichelarij of onoprechtheid, heeft zij een hartgrondigen afkeer. Alle oprechte zielen daarentegen zijn haar dierbaar. Ondanks haar geprononceerd ongeloof, en haar, wij zouden haast zeggen, poseerend en gewild twijfelen, heeft toch eenvoudig en oprecht geloof nog wel haar sympathie. En wie juicht haar niet toe, als zij het nuttelooze en nietswaardige leven van zoovelen, vooral in de hoogste kringen, naar verdienste geeselt; als zij ijvert tegen het schijnfatsoen, de beginsellooze en inconsequente conventionaliteit, ijvert tegen verschillende valsche zedelijkheids-beginselen, tegen de onrechtmatige en vaak onnatuurlijke verheffing der vrouwen, tegen het ongezonde in de vrouwenbeweging, tegen huwelijken uit lagen, zinnelijken lust, en in het algemeen tegen huwelijken zonder liefde?’
Onverdachter getuigenis vóór de reinheid en de oprechtheid van mijn bedoelen, dan uit den mond van dezen R.K. geestelijke in een Katholiek tijdschrift-zelf, kan ik moeilijk wenschen. De boosaardige lastertongen, waarop gij zinspeelt, behooren tot dat soort van ‘wereld,’ en van ‘maatschappij’ waartegen ‘Gelukswegen’ één eerlijk protest is. Waar zij-zelf zich dus getroffen voelen, nemen zij hun toevlucht tot laster. Na hetgeen ‘Het Eene Noodige’ en ‘De Liefde in de vrouwenquaestie’ op dit punt mij hebben geleerd omtrent het niet-willen en niet-kunnen-begrijpen van reine bedoelingen door zelf-niet-reine menschen, verzeker ik U, dat ik-zelf mij nooit meer verwonder of boosmaak over, of erger aan dergelijke kletspraatjes.
Dora. Ik heb voor 't oogenblik geen tijd tot particulier schrijven. Daarom deel ik U voorloopig op deze wijze mede, dat gij m.i. in dit bijzonder geval handelen moet overeenkomstig den wil en den wensch Uwer moeder. Gij en zij zijt samen zoo vertrouwelijk en op zoo prettigen voet, dat het dunkt mij vóór alles er op aankomt, wat deze ervan zegt. Vindt zij het goed, dan zou ik mij zeker geen oogenblik laten terughouden door een ander bezwaar, van wien ook, waar gijzelf het zoo gaarne wenscht te doen. Ik-persoonlijk vind er niets in, en zou het stellig doen. Maar ik zou in Uw geval handelen in overleg met mijn moeder. Hartelijk dank voor Uw schrijven, en voor Uw vertrouwen. Als ik kan, schrijf ik U wel eens particulier. Vriendelijke groeten. -
- Jo. Ik zou het maar niet verantwoorden in dit geval. Ik vreesde wel, dat Uw verwachtingen beschaamd zouden worden. - Er wordt op die wijze, in de courant, zoovéél gevraagd. -
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.