| |
Echo's uit Parijs. III. Gabriel Syveton's dood - Koninklijk bezoek aan Parijs - Salon de l'Automobile - Het vrouwenpaleis - Hollandsche schilderkunst in den vreemde - Tooneel - Kunst aan het volk.
Het meest sensationeele nieuws der vorige week is wel het verscheiden van den député van het 2e Parijsche arrondissement, Syveton, bekend vooral in de laatste dagen door zijn ongemotiveerd hardhandig optreden tegenover generaal André, den ex-minister van oorlog.
Vrijdag l.l. zou de afgevaardigde zich voor de rechtbank hebben moeten verantwoorden, wegens zijn welgeslaagden aanval in de Kamer, doch ziet, reeds Donderdags was hij door een anderen, hoogeren rechter opgeroepen. En welk een mysterie, dit sterfgeval, welk eene buitengewoon duistere zaak. Men heeft Syveton n.l. dood in zijn werkkabinet gevonden, gestikt door het uit een lek in de gaskachel stroomende gas. Doch de geheimzinnigheid schuilt niet achter deze omstandigheid, doch in een aantal couranten, door de politie in den schoorsteen van het bewuste vertrek gevonden, die geen ander doel beoogden, dan het ontsnappen van lucht te voorkomen. Op onschuldige wijze zijn deze gazettes zeer zeker niet op die vreemde plek gekomen, niemand die toch een schoorsteenpijp voor een prullen-mand zal aanzien, neen, ze zijn als formidabele prop in den luchtkoker gestopt en al luidt nu het oordeel van bevoegden, dat deze bladen niet in staat waren, gansch den toevoer van versche lucht te verhinderen, mij lijken ze in ieder geval het overtuigend bewijs van een aanslag. Wie nu evenwel dezen aanslag bedreven heeft, of het vuige moordenaars zijn, dan wel Gabriel Syveton in eigen persoon, die de hand aan zich zelven heeft geslagen, ziedaar een schijnbaar niet op te lossen probleem, dat men wellicht nooit tot klaarheid zal kunnen brengen.
Terwijl de enquête in het strikste geheim voortduurt, heeft men Zaterdag reeds den afgevaardigde naar zijne laatste rustplaats gedragen. Men vreesde pijnlijke manifestatiën, doch door uitgebreide voorzorgsmaatregelen, is men er vrijwel in geslaagd de kalmte te bewaren. Geweldig was de belangstelling voor de lijkstatie, welke een opzienbarend karakter droeg door het aanwezig-zijn van twee compagniën infanterie met muziek en vaandel. Langs den geheelen weg stond de volksmenigte, eerbiedig het hoofd ontblootend, toen het lijk voorbijging.
Op het graf heeft Jules Lemaître, een der meest intieme vrienden van den overledene, het woord gevoerd, evenwel, volgens wensch der familie, in zeer sobere bewoordingen. Dit nam evenwel niet weg, dat eenig tumult na de plechtigheid ontstond en meerdere jonge mannen den treurigen moed vonden luidkeels uit te schreeuwen: ‘Assassins! Assassins! Déroulède à Paris! De betooging nam zelfs zulk een aanzien, dat de politie er bij te pas moest komen, die de ordeverstoorders arresteerde. Zondag werden de manifestatiën vervolgd, doch dank zij het aanwezig-zijn eener buitengewoon sterke politie-macht waren de betoogers, meerendeels jongelieden der gymnasia reeds lang verspreid, voordat zij het kerkhof Montparnasse konden bereiken.
Reeds worden in nationalistische kringen namen genoemd van eventueele candidaten voor den zetel van M. Syveton, o.a. moet men den welbekenden kolonel Marchand gevraagd hebben, of hij genegen zou zijn de opengevallen plaats in te nemen. Marchand heeft echter gemeend, zich dienaangaande nog niet te moeten uitlaten. Men schijnt inderdaad ietwat haastig gebakerd, maar 't is waar, we leven in Frankrijk, en daar is men bijster sterk in de kreet: Le roi est mort! Vive le roi!
Eenige uren, nadat men Gabriel Syveton naar die plek had heengevoerd, waar niemand meer van wederkeert, stapte een hoog reiziger aan het Parijsche Gare du Nord af. Ik doel hier op koning Carlos van Portugal, die, ver- | |
| |
kleumd als hij was van de Britsche sneeuwballengooierij, zich de handen is komen warmen aan de pleizierovens van het Europeesche lustoord. Zaterdagavond bracht de express den koning in weinig tijd van Calais naar de hoofdstad, waar hij door den prefect van het Seine-departement ontvangen werd. Half incognito, half als vertegenwoordiger van zijn vaderland, zal de gast van Frankrijk hier ter stede verblijf houden; zoo heeft hij Maandag eene visite bij M. Loubet afgelegd en toen was 't Carlos, rex fidelissimus, zooals zijn titel luidt, die aan de poorten van het Elysée kwam kloppen, terwijl men den allergeloovigsten koning een anderen avond in zijne loge in een der tallooze schouwburgen zal zien, waar hij ongegeneerd als een rasbonvivant der ville lumière slechts aan de geneugten des levens denkt en geenszins aan den vorstelijken mantel en kroon, welke hij kalm aan den kapstok heeft opgehangen.
Koningin Amelie, onverwachts uit Engeland aan het ziekbed harer zuster, de hertogin van Aosta geroepen, is Zondagmiddag te Parijs gearriveerd, waar de toestand der zieke haar toch veroorloofde, Turijn te verlaten en zich aan de zijde van haren gemaal te begeven. Koningin Amelie, die in Frankrijk eene gewisse populariteit geniet, is door het volk der hoofdstad zeer toegejuicht en alles wijst er op, dat het verblijf der vorstelijke personen aan strengen eenvoud veel aangenaams zal paren. Op het programma komt een diner voor, dat Donderdag M. Loubet en zijne eega den hoogen gasten zullen aanbieden, terwijl Zaterdag de zich uitnemend vermakende koning, die hier als uitnemend jager bekend staat, zich met den president naar Rambouillet zal begeven, teneinde daar eenige creaturen der schepping aan beider jachtlust op te offeren.
't Lijkt mij eveneens zeer waarschijnlijk, dat de Portugeesche vorst, die o.m. beschermheer is der Automobile Club de France, den grooten Salon zal bezoeken, door voornoemd lichaam in het Grand Palais des Champs Elysées georganiseerd. Deze reusachtige expositie is Vrijdag door M. Loubet op plechtige wijze geopend. Ja, het klassieke gezegde luidt: Tempora socutantur, nos et mutamur in illis en 't is ook ten opzichte van den 7en Salon de l'Automobile bewaarheid. Waar vroeger toch de tentoonstelling geopend werd in het bijzijn van een nederig ambtenaartje van het een of ander ministerie, zag zijne Excellentie zich al ras genoodzaakt, in eigen persoon de ceremonie bij te wonen, doch zelfs dit luisterrijke heerschap wordt heden ten dage te min geacht. Hij mag wel is waar van de partij wezen, doch alleen op de uitdrukkelijke voorwaarde, dat de President der Republiek als leidsman fungeert. Zoo heeft papa Loubet dan ook Vrijdagmorgen zijne kindertjes Berteaux, Mougeot en andere veelbelovende knapen bij de hand gevat en hen medegenomen naar het Grand Palais, ten einde daar door een onvermoeid gedraaf langs de verschillende stands, de ouverture der show uit te galmen. De presidentieele zakken van redingote en staatsie-rok waren volgepropt met roode lintjes en er aan bengelende metalen dingsigheidjes, die als eene ‘pluie rouge’, gelijk de Franschman een dusdanig natuurverschijnsel noemt, op de hoofden van enkele uitverkoornen zijn neergedaald, om vervolgens in de respectievelijke jas-knoopsgaten der nieuw-bakken ridders en officieren te belanden. Deze regen was echter niet te wijten aan het zwanger-zijn van het huidige tentoonstellingswerk, neen, de bui kwam van heel ver overdrijven, van Weenen, waar de Fransche automobiel-vorsten zulk uitnemend werk leverden op de groote Alcohol-expositie en dientengevolge eene belooning van hoogerhand waardig gekeurd werden. Twee-en-twintig decoratiën zijn door den president uitgereikt, van welke vooral de
onderscheiding dient genoemd te worden, welke M. Brasier, den fabrikant van het werk, waarmede Théry den Gordon-Bennett-cup won, te beurt viel. 't Was de eerste maal, dat de Salon eene dergelijke staats-hulde aanschouwde, doch 't was eene opening, welke geducht in den smaak viel. De triomf is nu eenmaal zoet!
De tentoonstelling zelve kon niet beter geslaagd zijn: zij levert het doorslaand bewijs van de hooge vlucht, welke de automobielindustrie in de laatste jaren genomen heeft. Men ziet er rijtuigen, zoo smaakvol en elegant, dat ze kleine salons gelijken, coquet ingericht met bescheiden fauteuils, welke verleidelijk tot plaats nemen uitnoodigen. Reusachtige auto-omnibussen en dito-trams zijn er te aanschouwen, terwijl wel de schitterendste zege door den tuf-tuf op zijn gevaarlijken vijand ‘equus’ behaald is door het vernuftig idee van een fabrikant, die een bijzonder zwaren wagen construeerde, welke nl. ten doel heeft race-paarden te transporteeren. Men is hier dus nog een streepje verder gegaan, dan de rossinanten af te schaffen; onze wakkere viervoeter is in dit
| |
| |
geval reeds tot reiziger gepromoveerd. Ook de heden ten dage zoo gezochte canots automobiles nemen er eene voorname plaats in, kleine welgevormde bootjes, die je met genoegen in je huiskamer zoudt willen plaatsen, wat evenwel niet verhindert, dat ze zelf in het bezit zijn van een knus, gezellig vertrekje, gemoedelijk electrisch verlicht, waar de thee op tafel opgediend staat. Deze ranke spookscheepjes, wier snelheid ongelooflijk is en die, hoe gering hun omtrek ook moge zijn, in hunne bliksemvaart geweldige watergolven aan den voorsteven opwerpen, maken tegenwoordig veel opgang bij het sportlievende publiek, en het zal niet lang meer duren, of het bezit eener dusdanige canot is eene bepaalde noodzakelijkheid voor dengeen, die met de mode gelijken tred wil houden.
Ik heb mijn Zondag besteed aan een afwisselend gedefileer langs de ontelbare stands, doch van een degelijk bestudeeren der tentoongestelde voorwerpen kwam niets in. Men stond er lichaam aan lichaam geplakt, het scheen of de gansche hoofdstad naar de Elyseesche velden gestroomd was, om te genieten van de in Frankrijk zoo populaire nijverheid. Vrijdag passeerden reeds 100.000 personen de tourniquets, de Zondag was bij uitstek geschikt, om dit aantal nog eenige malen te verdubbelen. Men drentelde er rond, voetje voor voetje, hel beschenen, toen het daglicht tanen ging, door een fantastisch electrischen gloed. Want niet uitsluitend is deze salon den autocars gewijd, ook de electriciteit is er op verblindende wijze vertegenwoordigd. De ijzeren spijlen in het glazen Palais-dak zijn geheel van gloeilampjes voorzien, naar het midden zich vereenigend tot trotsche kroon van duizenden helfonkelende stipjes, een machtig aanzien, een grootsch aspect. Ook de uitstallingen zijn bijna alle omlijst door reusachtige monumentale naamborden, eveneens rijkelijk verlicht, tot zelfs buiten in de Avenue Nicolas II zijn sierlijke lichtbogen opgesteld. En aanschouwt dan van de hooggelegen balustrade, die kwistige, vroolijke kleurenchaos en daartusschen de donkere, zwarte file van belangstellenden, zich voortkronkelend in eindelooze slangbeweging, 't is eene tooverachtige wereld in het klein, eene feërie van bijzondere bekoring.
Doch genoeg, ik heb nog andere bijzonderheden in den koker, we gaan dus afscheid nemen van den Salon de l'Automobile. Automobielen-tentoonstelling, ja, dat is ze in de eerste plaats, maar ik zou niet gaarne uit eigen beurs betalen, hetgeen er aan andere voorwerpen aanwezig is. Laat ik U daarvan vooreerst zeer luxurieuse slaapkamerameublementen noemen, om te vervolgen met rijwielen, reukwerk, lederwaren, speelgoed, borduurselen, benoodigdheden voor de aërostiek, drukpersen en drukstempels, koffers en kinderwagens, pijpenlak en schoensmeer, in 't kort eene Louvre- of Bon Marché-inventaris. En de pers heeft ook haar plaatsje, het bekende sportblad l'Auto zetelt in een bekrompen rijk, vanwaar eene overdadige uitvoer van zakspiegeltjes, luchtballons etc. plaats vindt. Oud en jong loopt met miniatuur-luchtschepen, laatste model Santos-Dumont, waarop met respectabele letters: ‘Lisez tous l'Auto!’ Wel eene vernuftige en niet te dure reclame.
Zooals gezegd is de show met haar pièce de résistance, den geweldigen motorwagen van den winnaar van den Gordon-Bennett-wedstrijd, het eere-monument der Fransche automobielindustrie, ten volle geslaagd. Het organiseerend comité, met onzen landgenoot Baron Van Zuylen de Nyevelt de Haar als eere-president, heeft den volke een ruimen blik gegund op de prestatiën van een belangrijk deel der hedendaagsche nijverheid. En dat men deze pogingen waardeert, bewijst wel de toevloed van publiek uit Parijs, Frankrijk, ja de geheele wereld. Het Grand Palais is eene aantrekkelijkheid der Seine-stad, hetgeen het in deze dagen inhoudt, een sieraad van het Fransche volk.
En ik vermeen zoo, dat de tentoonstelling, welke dezen Salon zal op volgen en eveneens in het smaakvolle gebouw tegenover den Pont Alexander III gèhouden wordt, al evenveel kans op slagen heeft. Den 28sten Januari toch wordt daar het Palais de la Femme geopend, hetwelk alles zal bevatten, wat door de Fransche vrouw op velerlei gebied, zooals schilder- en beeldhouwkunst, muziek, literatuur enz. geleverd wordt. Men zal licht kunnen begrijpen, dat dit menu rijk aan de meest degelijke en fijnste gerechten is, en ik durf dan ook gerust, dit Vrouwenpaleis, een schitterend bestaan te voorspellen. Eene lichtzijde temeer is, dat het voor rijk en arm opengesteld zal zijn, men kan er dus het forsche werk der ouvrière naast den exquisen arbeid der wetenschappelijke dames bewonderen. Het dagblad Le Journal zal er een soort schouwburg organi- | |
| |
seeren, waar buiten hoogst artistieke voorstellingen conferentiën zullen gehouden worden over het sociale streven der vrouw, van welke representaties de opbrengst aan liefdadigheidsinstellingen zal ten goede komen, in 't bijzonder die, welke krachtig te velde trekken tegen de ontvolking en de tuberculose. Inmiddels spreekt het van zelf, dat ik nog nader op dit onderwerp terugkom.
Voor heden wil ik mijne correspondentie besluiten met een beknopt kunstoverzicht. Ik was nl. voor eenigen tijd door het bestuur der Nederl.-Fransche vereeniging, hier ter stede, uitgenoodigd, eene in de Galerie Vollard gevestigde schilderijen-expositie van onzen landgenoot Kees van Dongen te bezoeken en heb met zeer veel genoegen van deze invitatìe gebruik gemaakt, temeer daar mij gebleken is, dat genoemde kunstenaar inderdaad recht heeft op warme belangstelling. Van Dongen is een dier artiesten, welke vrij veel in hun leven gezworven hebben en alhoewel nog jong, toch reeds zich in hunne werken door velerlei afwisseling kenmerken. Zoo heb ik echt Hollandsche doeken, daarentegen ook luchtige Parijsche onderwerpen, in zijne teekeningen eveneens Normandische, onder de ongeveer honderd tentoongestelde stukken gevonden, de vruchten van zijn laatsten tien-jarigen arbeid. Wat de eersten betreft, heeft de schilder zich voor het meerendeel aangetrokken gevoeld tot kleine watergezichtjes, boerderijen en weilanden, te Parijs legde hij zich meer toe op het naakte genre en gaf hij zich wasschende en kammende vrouwen b.v., hoogst verdienstelijk weer. Ten zeerste trof mij ook zijn Sacré Coeur de Montmartre, die hoog, op eenen heuvel, zijne koepelvormige torens boven de Parijsche huizenmassa uitsteekt; mooi van kleuren, flink van opzet vond ik dezen arbeid een der meest geslaagde. Eveneens voldeed mij zijn Eiffeltoren, welk onderwerp hij op verschillende wijzen uitwerkte en dat naar gelang van uur, seizoen en weersgesteldheid een inderdaad merkwaardig verschil oplevert, voorts zijn wel geestig Parijsch straatbal, dat ons eenige echte typen der Seine-stad te aanschouwen geeft. 't Minst behaagden mij eenige, in Normandië vervaardigde zeegezichten, waarin ik de noodige diepte mìste en de uiterst sobere kleurkeuze en het meer dan monotone onderwerp, het geheel iets sombers, iets onbeduidends bijzetten. Zijn teekeningen waren daarentegen weer eene lust
voor de oogen, meer nog de kermistooneeltjes met zuiver, koddig weergegeven hansworsten, die bewezen, dat van Dongen een juisten kijk op de zaken heeft en raak kan wezen, dan de mosselvisschers, welke, alhoewel ook verdienstelijk, weer eenigszins, naar mijne meening, aan het euvel van eentonigheid mank gingen.
Van Dongens werk mag echter gezien worden, meer dan dat, eischt veelzijdige publiciteit. Met deze tentoonstelling heeft onze landgenoot ten volle bewezen, dat hij aanspraak kan maken op belangstelling, degelijken steun, die hem in staat zal stellen de reputatie onzer nationale schilderkunst buiten onze landgrenzen nog te verhoogen.
Van het malersatelier naar de comedie! Vooreerst de Groote Opera, waar Zondag de generale repetitie plaats vond van Richard Wagner's meesterwerk Tristan und Isolde. Waar de Bayreuther koning meer en meer door het Parijsche publiek begrepen wordt en men hem, als direct gevolg, met grooten eerbied gaat hooren, was dit voorproefje der Tristanpremière een evenement van belang in de musicale kringen der Seine-stad. Alle grootheden op kunstgebied bevonden zich dan ook gisteren-avond in de Académie nationale de musique: Victoriën Sardou zat er naast Jules Clarétie, Albert Carré naast Catulle Mendès, om slechts eenigen te noemen, terwijl M. Chaumié, minister der schoone kunsten, ook zijne tegenwoordigheid noodzakelijk had geoordeeld.
De opvoering was in vele opzichten zeer verdienstelijk; vooral de mise-en-scène meer dan rijk. Dit is het zesde werk van Wagner, dat Gailhard, de directeur der Opera, voor het Parijsche voetlicht brengt. Na Lohengrin, Walküre, Tanhäuser, die Meistersinger, Siegfried, eindelijk de Tristan und Isolde. De Bayreuther Kolos, die eerst in de Fransche hoofdstad werd uitgefloten, heeft dus ten volle revanche genomen. En nog is zijne triomf niet geëindigd: Götterdämmerung en Rheingold wachten slechts, om het uitbundig succes volledig te maken.
De andere belangrijke nouveauté is Antoine's introductie van King Lear. Ook dit werk oogst, in de in vele opzichten verdienstelijke vertaling van Pierre Loti en E. Vedel wel lauweren, maar toch had ik de Franschen warmer voor Shakespeare gemeend. De opvoering is prijselijk, meer evenwel de weelderige monteering dan het spel. In de hoedanigheid van regisseur heeft Antoine al
| |
| |
zijne, reeds zoo dikwerf geprezen qualiteiten getoond, als acteur schijnt hij mij, hoe groot ook, toch nog te klein, om den waanzinnigen Koning geheel naar behooren uit te beelden. 't Lijkt mij dan ook, dat King Lear bij Antoine meer succes zal hebben, dan Antoine als King Lear.
Een uitnemend besluit heeft het alom bekende Theâtre muncipal la Gaîté genomen. Hoe vreemd 't ook moge klinken, we hebben hier te Parijs behoefte aan degelijke opvoeringen der Fransche klassieken. Wel geeft af en toe eene onderneming in het Trocadéro de chef-d'oeuvres van Racine, Corneille, Molière etc., doch voor Parijs zijn deze répresentaties in de verste verte niet voldoende. De Gaîté verblijdt nu de liefhebbers met het annonceeren eener reeks voorstellingen van de voornaamste werken van den onsterfelijken Molière en nog wel met Coquelin- Ainé aan de spits eener welgewapende bende acteurs. Dat kan goed worden en 't is te hopen, dat men snel met de andere grooten der Fransche tooneelliteratuur volgt.
Een eveneens zeer belangrijk voorstel heeft Albert Carré, directeur der Opéra Comique, aan den Parijschen gemeenteraad gedaan nl. om eene volksopera op te richten. M. Carré wenscht voor zijn plan een 4.000 M. van de Temple-markt, zou voorts genegen zijn de respectabele som van 4.500.000 frcs. te bezorgen voor den bouw eener waaiervormige zaal, welke in den trant van den grooten schouwburg te München 4000 toeschouwers kan bevatten. De stad zou dan terstond eigenaar der exploitatie worden en de voorgeschoten som in vijftig jaarlijksche aflossingen moeten restitueeren. Vindt dit voorstel bijval, zoo worden slechts groote lyrische werken opgevoerd door de eerste krachten der Académie en Opéra-comique. De toegangsprijzen wil men stellen op 50 c., 1., 1.50, en 2 frcs, hetgeen zeer zeker niet te hoog genoemd mag worden. 't Lijkt mij wel een plan, waarnaar velen in den raad ooren zullen hebben en eene instelling, die, is zij eenmaal geboren, geducht opgang zal maken in het artistieke Parijs. Qui vivra verra!
Nog rest mij U de herdenking van Racine's 265sten geboortedag te memoreeren, welke den 21sten Dec. in de Comédie Française feestelijk herdacht wordt, voorts de 1000ste opvoering van Bizet's Carmen, waaraan evenzeer eene festiviteit verbonden zal zijn. Deze heugelijke gebeurtenis hoopt men den 23sten dezer in de Opéra Comique te vieren met Emma Calvé, de Carmen bij uitnemendheid in de hoofdrol. Jean Richepin heeft op zich genomen voor die gelegenheid een ode te schrijven, die door eene artieste der Français gezegd zal worden.
En hiermede ben ik voor heden au bout de mon latin en laat ik U, mijne lezers, den vrede, om U de volgende week 't een en ander mede te deelen van de Parijsche Etrennes-drukte.
LEO LAUER.
Parijs, 13 December 1904.
|
|