dat de kerkvorst voor zijn gastheer en diens onmiddelijke omgeving eenige kostbare geschenken medevoerde; dit offer scheen de pauselijke schatkist nog wel te kunnen brengen. Te Turijn werd de hooge reiziger met de meest mogelijke eerbewijzen, door de officieren van het Italiaansche leger ontvangen, dat toen gecommandeerd werd door den ouden generaal Menou. Deze krijgsman was een der typen van de groote armée; niet alleen, wijl hij eene Muzelmansche tot eega koos, ook zijne beurs was meestal van zulk een platten vorm, dat Napoleon meermalen zijne schulden moest betalen. Hij volgde zijn gebieder o.a. naar Egypte en werd door dezen tot gouverneur van Piemont benoemd; in deze hoedanigheid ontving hij dan ook den Paus te Turijn en leidde vervolgens Napoleon's gast naar de Fransche grenzen. Van Menou vermeldt de geschiedens nog, dat toen hij eenige jaren later te Venetië overleed, men in zijne secretaire meer dan driehonderd ongeopende brieven vond; het vreemdsoortig wezen weigerde nl. de ontvangen berichten zelf te lezen, daar hij voorwendde geen tijd te kunnen verliezen en liet de lectuur steeds aan zijne adjudanten over, welke hem vervolgens van het meest belangrijke nieuws op de hoogte mochten houden.
De Paus trok vervolgens den Mont-Cénis over, evenwel niet in zijne karos gezeten, maar uitgestrekt in de zachte kussens van een draagstoel, om iedere vermoeienis te voorkomen. De weg was geheel afgebakend, geplet en daar, waar hij steile hellingen passeerde, zorgvuldig van barrières voorzien; tevens waren op sommige punten eskadrons gendarmen gecommandeerd. In 't kort, alles had men in het werk gesteld, om zoo comfortabel en tevens zoo veilig mogelijk den zoo vurig begeerden hoofdpersoon der plechtigheid, naar Parijs te transporteeren.
Drie weken na zijn vertrek uit Rome, kwam de Paus te Fontainebleau aan, waar hem eenige oogenblikken van ongestoorde rust gegund werden vóór het zenuwachtige verblijf in de hoofdstad. Toen boden Napoleon verwittigden van de komst des Heiligen Vaders, wendde de keizer voor, zich ter jacht te begeven, doch in werkelijkheid trok hij den lang verbeide tegemoet. Pius was ten zeerste verwonderd den man, welke hem meer vrees dan bewondering inboezemde, daar eensklaps voor zich te zien, gekleed in het eenvoudige jachtkostuum en omgeven door een rumoerigen troep honden. Hij wilde uit zijn rijtuig stappen, doch aarzelend zijn wit-satijnen schoeisel aan den modderigen weg toe te vertrouwen, spreidden de dragonders van het escorte hunne mantels op den grond voor hem uit. Napoleon was toen behulpzaam bij het uitstijgen en omhelsde zijn gast lange daarna. Na de eerste begroetingen werd de tocht naar het kasteel voortgezet, waar op het bordes Josephine, omgeven door een schitterenden hofstoet, Pius VII afwachtte, terwijl de keizerlijke troepen voor het militair eerbetoon zorg droegen.
Nog waren geen drie dagen verloopen, of de hooge personen deden hun intocht in Parijs, de hoofdstad, wier bewoners bijkans ziek van feestvreugde waren en in opgewondenheid den kroningsdag verwachtten, waartoe men den 2en December had bestemd. De hotels waren overvuld met vreemdelingen, die van heinde en verre kwamen, teneinde de twee machtigste vorsten der aarde te aanschouwen. Meer dan zestig bisschoppen hadden hun diocese verlaten, de voornaamste officieren van land- en zeemacht, ze waren allen, zonder onderscheid binnen de muren der metropolis te vinden. De dagbladen gaven uitgebreide beschrijvingen van het feest; als bijzonderheid vertelde men, dat de keizerin een kostbaren ring bij een der meest bekende juweliers had doen vervaardigen, een kleinood, dat een miniatuur-flacon bevatte; Murat - toenmaals gouverneur der Seine-stad - zou een weelderig costuum, eene geheel met diamanten versierde sabel op den grooten dag dragen, de Journal de Paris publiceerde een ode aan den Paus:
‘Des eaux du Tibre et de la Seine
Que rien ne trouble plus le cours....’
Men was vreugde-dronken, aan de kroning werd alleen gedacht, aan de kroning, den Paus en Napoleon! Zulk eene stemming heerschte in die dagen te Parijs, toen alles gereed was tot het overdadig feest, de Notre-Dame hare poorten geopend had, teneinde Pius VII toegang te verleenen tot het eeuwenoud monument, waarvan zijn voorganger Alexander III de eerste steenlegger was.
Toen eensklaps moest de Paus tot zijne groote verbazing, uit den mond van Josephine zelve vernemen, dat zij slechts door een burgerlijk huwelijk aan Bonaparte verbonden was. Dit nieuws gewerd hem den 30en November d.w.z. nauwelijks 48 uren voor