De Hollandsche Lelie. Jaargang 18
(1904-1905)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBericht over aangenomen en geweigerde bijdragen.Ga naar voetnoot*)Jacobi Memento. Uw schetsjes zijn niet geschikt tot plaatsing.
Moedertje bij de Wieg. Aangenomen.
Najaar. De versjes zijn te onvolkomen van vorm.
Thelma. Uw stukje is niet geschikt tot plaatsing, omdat het onder geen bepaalde rubriek valt; het is noch een schets, noch een novelle, noch een Ingez: stuk.
Maria. Het Versje heb ik aangenomen. Maar het proza-stukje, hoe gevoelig ook van toon, is te weinig-beduidend van inhoud en vorm om het te kunnen plaatsen.
T. van W. te W. Ik kan Uw versjes niet lezen. Met heel veel moeite ontcijferde ik het laatste, dat den brief aan mijzelve bevat. Ik vind die idee heel aardig. Maar wees zoo goed een weinig duidelijker, of anders per schrijfmachine te schrijven. Het is onmogelijk zulke lange bijdragen te ontcijferen, als zij zoo onleesbaar zijn!
Veritas te A. De Versjes nam ik aan.
Maurits te Soerabajà. Tot mijn spijt is Uw vers niet geschikt voor de Lelie.
Erka. Dat stukje van U, dat eene van 1900, plaats ik maar liever niet. Ik heb veel beter werk van U liggen.
Callunia. Die bijdrage vind ik zeer geschikt, en zal ik gaarne plaatsen. In de corr: komt spoedig een antwoord op Uw brieven aan mij.
Elsa. Uw bijdrage is niet volkomen genoeg voor plaatsing. Zoo'n idee is heel goed, maar 't zit 'm in de uitwerking. Ja, na nieuwjaar worden de wedstrijden hervat. De abonne's zijn nu van zoo'n anderen aard als vroeger, dat het heel moeilijk is in dat opzicht de verschillende wenschen te bevredigen. Dank voor Uw vriendelijke woorden over de Lelie!
D.D. Het versje is nog te onvolkomen van vorm. J.W. te Arnhem. Tot mijn spijt moet ik U alweer teleurstellen, omdat deze versjes niet veel beduiden. Het spijt mij U dat te moeten zeggen, maar het is zoo. En deze teleurstelling zult gij ook wel weer te boven komen. Ja, gij hebt gelijk, dat het leven vol poëzie is. Maar om die poëzie onder woorden te brengen is lang niet gemakkelijk.
A.B. Ik nam een der kleinere gedichtjes aan, en het grootere vers. Maar vindt gij den titel daarvan heel duidelijk? Ik niet. Bedenk U op een beteren. Of zal ik er eens over denken?
W.C.M.S. te H. De schetsjes heb ik alle drie aangenomen. De inhoud is wat zwak, maar de stijl belóóft iets, want die is levendig. Zijt gij abonnée? Er is niets geen bezwaar tegen dergelijk werk alléén met Uw initialen te teekenen.
N. van der F. Uw bijdrage vind ik veel beter geschreven dan de vorige, veel levendiger van stijl. Ook is de inhoud oorspronkelijker dan die van de meeste schetsjes. Gaarne plaats ik haar heel spoedig. Ik zal Uzelve drukproef doen zenden.
R.v.G.S. te Scheveningen. Uw bijdrage nam ik aan.
Herman. Uw laatste bijdrage vind ik beter dan de eerste. Er zit wel aanleg in U, naar mijn meening. Gij moet echter niet denken, dat gij er nu zijt. Als de uitgever in de Lelie vraagt hem de rekeningen te willen inzenden, (hij doet dat per kwartaal), dan moet gij hem melden in welke nommers der Lelie bijdragen van U voorkomen, en hoe die heeten. Hij krijgt van mij de opgave van het honorarium, dat ik U toeken. - Gij hebt dus niets hem te ‘vragen’, want ik regel het honorarium voor den uitgever. Het is niet noodig dat ik het U nog eens afzonderlijk opgeef; als hij 't maar weet is het voldoende.
Het A.B.C. (Purmerend) vind ik minder geschikt voor de Lelie.
Eloovaerd. De sprookjes nam ik beide aan.
Tragtick. De eerste vertaalde schets wil ik zeer gaarne plaatsen; de tweede zou in een Blad als de Lelie aanstoot kunnen geven, omdat het onderwerp (Het Hooglied) zich voor velen daartoe leent. Ik plaats die dus niet.
C.D. Het versje neem ik aan. De novelle zal ik nog lezen; ik wil U in elk geval wel mijn oordeel zeggen; óók als zij voor de Lelie te lang is, wat ik wèl vrees, als ik dat dikke cahier aanzie.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
Spoed Correspondentie.X. Een zoo persoonlijk beleedigend stuk kan ik niet plaatsen. En dat nog wel zonder Uw naam! Die dame heeft U toch ook niet op die wijze behandeld! Waarom hebt gij mij Uw naam niet opgegeven, zooals het behoort. Ik kan hem mij wel herinneren na het voorgevallene, maar deze speculatie op mijn geheugen is dunkt mij onnoodig. Bij iedere bijdrage, of ingez: stuk, of brief moet gij Uw naam opgeven aan mij. -
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. Sluiting red: ged: |
|