| |
Ter bespreking toegezonden.
Indien ik de taak, die op mij rust, van alles wat er in deze dagen uitkomt te bespreken, grondig wilde vervullen, ik zou veel meer plaatsruimte noodig hebben, dan in een Weekblad als dit tot mijn dienst is. Een groot deel van deze uitgaven vereischt daarenboven een spoedige bespreking, zoodat het niet aangaat de aankondigingen te verdeelen over een langere tijdruimte. Daarom ben ik genoodzaakt, wat verscheidene der hier besproken boekjes en boeken betreft, oppervlakkiger en korter te zijn, dan ik zou willen, had ik méér plaats beschikbaar. Ik behoud mij echter uitdrukkelijk voor later terug te komen op die uitgaven, die door hun belangrijkheid daarop mogen aanspraak maken. -
| |
I. Kinder- en Meisjesboeken.
Klaartje door tante Elizabeth, geïll: door Anna Wijthoff (uitgave Rotterdam, Masereeuw en Bouten). Dit boekje is geheel en al een tendenz-boekje, uitgaande van een zekere richting. De voorrede is geschreven door ‘Nellie’. Dit zegt reeds genoeg, welke richting ik bedoel. ‘Kinderbonden’, etc. worden erin aangeprezen onder het mom van ‘kinderboek’. Wie nu voor zijn kinderen deze richting wenscht van ‘leerzame’ en ‘nuttige’ praat, inplaats van een prettig verhaal op de onschuldige, ouderwetsche manier, die kan gerust dit mooi-uitgegeven, met prentjes versierde boekje koopen.
Op en Om het Krabbelbaantje, (prentjes van J.B. Heukelom), met Rijmpjes en Vertelseltjes van Margaretha. (Uitgave van S.L. van Looy, Amsterdam en W.L. Brusse, Rotterdam). Dit is een vriendelijk-uitziend prentenboek, met eenvoudige, onopgesmukte bijschriften. Een boek dat stellig in den smaak zal vallen van kinderen.
Borduurpatronen voor Klein en Groot door G.W.D. (uitgave van Scheltema en Holkema's boekhandel, Amsterdam). Hier moet ik mij bepalen tot een aankondiging. In hoeverre deze borduurpatronen geschikt of ongeschikt zijn voor ‘klein en groot’, kan ik niet voldoende beoordeelen. 't Lijkt mij intusschen, dat de kleurige uitgave in elk geval op 't eerste gezicht behagelijk zal aandoen aan de jeugdige werksters van borduurpatronen.
Ons Clubje, (bibliotheek voor meisjes) Fransje Elswoudt door Truida Kok (uitgave van H.J.W. Becht te Amsterdam). De naam van deze schrijfster is een voldoende waarborg voor natuurlijk, eenvoudig, en gezond werk, zonder aanstellerij en vermoeiend pogen om de meisjes al vertellend voortdurend ‘op te voeden’. (Welk pogen het beste middel is dat er bestaat, om hen een hartgrondigen afkeer in te boezemen voor alles wat goed en plichtmatig is maar vrij-vervelend wordt, op die wijze opgedrongen met geweld). Fransje Elswoudt is een prettig geschreven en boeiend meisjes-boek.
De wonderlijke avonturen van twee Deensche jongens, (naar het Deensch van Mevr. D. Logeman-van der Willigen) (uitgave van de Hollandia-drukkerij, Baarn.) - Mevr. Loge- | |
| |
man-van der Willigen behoort tot de bekende vertaalsters uit het Deensch. Zij bracht reeds menig zeer mooi werk in het Hollandsch over, en ik durf verklaren dat zij, ook wat dit jongensboek betreft, een gelukkige keuze deed.
- Lennie's Schoolleven (een vertelling uit het Engelsch, vertaald door Mevr. Beelaerts van Blokland), (uitgave van de Hollandiadrukkerij te Baarn). - Heeft de Hollandiadrukkerij met het hierboven aangekondigde werk van twee Deensche jongens gezorgd, dat het ‘sterkere’ geslacht onder de jeugd iets pittigs te lezen krijgt, evenzeer heeft zij gedacht aan de zwakkere sexe in de vertelling van Lennie's Schoolleven. Boeken, die op deze wijze ongezocht iets vertellen uit andere landen, van andere zeden, en andere gewoonten, vinden gewoonlijk een gunstig onthaal bij leesgrage kinderen, en dienen meteen tot hun algemeene ontwikkeling, en om hun het besef bij te brengen, dat zij zelf maar een heel klein onderdeel zijn van het groote geheel dat de menschheid heet.
Drie Hongaren op Reis, door S. Boulet-Andriessen, (uitgever, Baarn, Hollandia-drukkerij.) Voor mij is ‘Suze Andriessen’ eene oude bekende uit mijn eigen meisjestijd. Ik las haar boeken dolgraag. En ik heb dus een gevoel van dankbaarheid aan haar, voor menig gezellig uur, dat zij mij indertijd verschafte.
- In hoeverre haar nieuwste werk dezelfde deugden bezit van haar vroegere verhalen durf ik niet beslissen, omdat ik-zelve te veel veranderd ben in eigen smaken... natuurlijk. Maar ik zou zoo zeggen, dat zij nog steeds beschikt over haar vloeienden stijl, en nog steeds in staat is hare jonge lezers daarmee te boeien.
Nina Donker (uitgave van Bruna en Zn. te Utrecht) door Cornelie Noordwal. Hier spreekt de naam der schrijfster voor haar werk. - Zij heeft het boek de toevoeging gegeven: ‘Een boek voor bakvisschen.’ En ik geloof niet te veel te zeggen, wanneer ik veronderstel dat de meeste bakvisschen, die gretig lazen: ‘O die lastige Juf’ en ‘Kleine Trees’, heel blij zullen zijn, wanneer ze in de gelegenheid worden gesteld door geschenkengevende ouders of familie-leden tot de kennismaking met Nina Donker.
Stijfkopje Grootmoeder, bewerkt door Suze la Chapelle Roobol (uitgave van Holkema en Warendorf, Amsterdam.) - Daar dit boek eigenlijk behoort bij de Serie: Stijfkopje op School, Stijfkopje Verloofd, Stijfkopje Gehuwd, kan men het niet beschouwen als een afzonderlijk iets. De Serie in zijn geheel is een aardige levensgeschiedenis van een ‘Stijfkopje,’ zooals er meer zijn. (Uit het Duitsch vertaald).
| |
II. Diverse Uitgaven.
De Kindertuin door Joh: Wierts van Coehoorn-Stout, directrice der afdeeling ‘Kindertuin’ van de Wilhelmina-Catharina-school te Amsterdam (uitgave van H. Wierts van Coehoorn, Amsterdam). Dit is een der boeken waarop ik zou wenschen later terug te komen, omdat het eigenlijk jammer is voor een zoo grondig boek met een zoo korte aankondiging te moeten volstaan. Want in deze ‘Kindertuin’ wordt de Fröbel-leer en alles wat daarmede in verband staat op zeer diepgaande wijze besproken. Het boek begint met een levensschets van Fröbel. Een voorwoord van J.H. Gunning Wz. beveelt den ganschen inhoud met nadruk aan. Intusschen moet ik er mijnerzijds op wijzen, dat de onpartijdige lezer in het oog dient te houden, hoe wij hier te doen hebben met iemand die onvoorwaardelijk gelóóft in het heil en het nut van de ‘Kindertuin’, en van die wijze van opvoeden. In hoeverre de schrijfster daarin gelijk heeft, of ongelijk, wensch ik niet te beoordeelen. Van háár standpunt levert zij een even warm-geschreven als ernstig-bedoeld pleidooi, en dat als zoodanig het lezen overwaard is, voor hen die in de opvoeding van het kind belang stellen, of er belang bij hebben.
Helen Keller. Mijn levensgeschiedenis door Louise Stuart. (Uitgave van J.G. Broese te Utrecht.) Vóór enkele weken schreef ik in de Holl: Lelie een artikel over het boek van den heer Lenderink, directeur van het Blinden-instituut te Amsterdam. Ik haalde toen o.a. aan de merkwaardige levensgeschiedenis der blinde Helen Keller, door mij indertijd met groote belangstelling gevolgd in ‘The Ladies Home Journal’, en ik beloofde den Lelielezers dat ik misschien enkele gedeelten van dit zeer merkwaardige verhaal zou doen vertalen voor ons Weekblad. Maar gelukkig is er nu een volledige Holl: uitgave verschenen, welke ieder die wil in de gelegenheid stelt kennis te maken met de energie en de flinkheid dezer blinde, en van hare bewonderenswaardige opvoedster. Waarlijk, alle ontevreden en zichzelve niet-gelukkig-gevoelende, met hun leegen tijd-geen-raad-wetende meisjes moesten
| |
| |
dit boek lezen, tot beschaming voor hen zelf, en tevens tot opwekking om een voorbeeld te nemen aan deze Helen Keller, die over haar blindheid en haar misdeeldheid zoo schitterend wist te zegevieren. En dan die gouvernante, die haar, de hulpelooze, zoover bracht, door eindeloos geduld en toewijding. Wie weten wil wat een wezenlijk ‘nuttige’ vrouw in stilte vermag te doen, niet in het groot, niet in speechen en vergaderingen, maar aan één enkele, dag aan dag, en uur aan uur, die make kennis met de geschiedenis van Helen Keller's leidsvrouw....
Als er ooit sprake kan zijn van een ‘nuttig’ geschenk aan jonge meisjes, dan zeker mag men dat woord laten gelden voor dit boek, géén roman, maar een werkelijk leven, géén preek van: Zoo moet je zijn, maar een voorbeeld van: Zoo kan je zijn, zelfs al ben je blind....
Ellen Key. De ethiek van Liefde en Huwelijk. (Uitgave van Em: Querido, Amsterdam). - Ellen Key heeft heel veel ziekelijks, overdrevens, en phrase-makerij-achtigs in haar streven. Nu en dan zegt zij ook vele dingen die wáár en verstandig zijn. Maar zij vindt goed, op de wijze van heel veel vrouwen van haar soort, haar beschouwingen te hullen in een onleesbaren vorm van aanstellerige geleerdheid en quasi-diepzinnigheid. Zoo ook dit lijvige, veel te lijvige boek.
Maurice Maeterlinck. De dubbele Tuin, vertaald door L. van de Capelle. (Uitgever, Amsterdam, Em. Querido). - Al ware het alleen om het stukje: De dood van mijn hond, ik zou dit boek van Maeterlinck mooi noemen. Maar alles wat hij schrijft is bijna zonder uitzondering mooi. En, zoo ik steeds hen beklaag die genoodzaakt zijn Maeterlinck vertaald te lezen, omdat zijn taal en stijl te veel verliest in elke overzetting, waar het nu eenmaal een feit blijkt dat velen niet in staat zijn het oorspronkelijke te waardeeren, daar moet men zich oprecht verheugen als er, neven zooveel onmogelijke en nietswaardige boeken uit den vreemde, ook zulke vertaald worden als die van Maeterlinck. - Hoe méér Maeterlinck gelezen worde, in hoe meer handen zijn werk komt, hoe beter.
Ouderliefde en Opvoeding, door Florence Hull Winterburn. (Uitgever H.J. de Boer, Baarn). - Vertaling van Mevrouw Bronsveld - Breijer. In deze beschouwingen staat veel dat goed gevoeld is en juist wordt gezegd, zonder onnoodigen woordenomhaal.
Het Hollandsche Landschap in Ontstaan en Wording. door Dr. Johanna de Jongh. (Uitgave van Martinus Nijhoff te 's Gravenhage). Dit is een boek voor hen die belang stellen in kunst; over de waarde ervan kan ik niet voldoende oordeelen. Het wordt zeer aantrekkelijk gemaakt door eenige afbeeldingen erin van schilderijen.
Ch. Perkins Gilman. Over Kinderen, (vertaald door Martina G. Kramers. Uitgave van H.D. Tjeenk Willink en Zn., Haarlem). Dit bespottelijke boek kan ik aanbevelen aan alle uithuizige, club-afloopende, en kunstdoenerige Haagsche moeders, die het ongeluk hebben ‘kinderen te houden’. Het geeft hun namelijk zeer practische raadslagen, hoe zoo weinig mogelijk last te hebben van die kinderen, en zooveel mogelijk pret te maken voor zich zelf. In het hoofdstuk Zes moeders, (waarop ik hoop terug te komen), vernemen we b.v. hoe zes moeders ieder hun kinderen om de beurt bij elkaar moeten sturen, om op die wijze ‘een geheelen dag vrij te houden’. - Het blijkt uit de voorrede, dat Aletta Jacobs de schrijfster aanbeveelt. Nu weten we allen welke richting deze gehuwde vrouw vóórstaat; dus kan men zich denken op welke wijze de door haar en Martina Kramers aanbevolen Perkins Gilman het vraagstuk van kinderen opvat!!
De laatste strijd (historisch verhaal uit den tijd der Hoeksche en Kabeljauwsche twisten door F. Molt. (Uitgave van K.H. Idema, Medemblik). Een zeer kort verteld, eenvoudig verhaaltje van een 100 blz. druks.
De oorlog en zijne bestrijding door Bertha von Suttner (uitgave van Scheltens en Giltay, Amsterdam.) Een brochure met het bekende doel der bekende en begaafde schrijfster van: Die Waffen nieder. Of haar pogen helpen zal? - In elk geval moet men haar volharding bewonderen.
Onkel Jochumsen door Sophus Bauditz (uit het Deensch door Anne Jentink). (Uitgave van A.H. Adriani, Leiden). Van dit verhaal weet ik geen goed en geen kwaad te zeggen; het is er een dat geen grooten indruk nalaat.
Oostersche wijsheid door P. Pieters Jr. (uitgave van Van der Want te Amersfoort). Waar dit een boekje is van theosophisch standpunt geschreven, zal het den theosophen stellig zeer interesseeren. De niet-theosophen kunnen er echter ook veel belangrijks in vinden.
Woelige schaduwen en andere vertellingen. (Uitgave van Van der Want, Amersfoort). Ook deze ‘vertellingen’ hebben een theosophische beteekenis en verwantschap met die leer. Zij zijn
| |
| |
overgedrukt uit het maandblad Theosophia.
Uit Jacob Böhme, bijeengebracht door H.W. Nachenius (Leiden, A.H. Adriani). De geschiedenis van Jacob Böhme is heden ten dage aan velen waarschijnlijk onbekend. Hij heeft nochthans zeer veel geschreven, en zijn werken zijn vertaald in vele talen. Geboren in 1575, hebben zijn geschriften nu nog veel beteekenis, voor allen die doen aan de studie van het onzienlijke en gelooven in de voorlichting van het gebed.
Dr: Edward B. Koster. Over Navolging en Overeenkomen in de Literatuur (uitgegeven te Wageningen bij Johan Pieterse). Dit boekje is een studie, belangrijk voor hen die iets voelen voor het onderwerp door den titel aangegeven. Dat het een niet-oppervlakkige studie is waarborgt, ondanks het betrekkelijk geringe aantal bladzijden, de naam van den schrijver voldoende. -
Iets Kleins door Charlotte (uitgave van Eduard Ydo te Leiden). Meer dan ‘iets kleins’ wil de sympathieke schrijfster, die als Charlotte een paar malen in de Lelie en elders schetsjes schreef, niet de pretensie maken aan het publiek aan te bieden. Haar werk wil geen ‘hooge kunst’ voorstellen. 't Zijn slechts de uitingen eener vrouw, die veel zag, veel ondervond, diep en warm voelt, en haar indrukken een voudig maar boeiend weergeeft. - ‘Klein zijn’ is mij van de schetsjes het liefste.
A.S.H. Booms' Geïllustreerde Rijngids (3de druk) (Uitgave van L.J. Veen, Amsterdam). Onvoorwaardelijk alles onderschrijven wat de heer Booms beweert, zou ik, die met de Rijnstreek zeer bekend ben, niet gaarne willen. - Vooral wat hij van sommige hôtels verklaart, ben ik niet altijd met hem eens. Zeer aantrekkelijk wordt het boekje echter gemaakt door de volledige opgave der sagen en hun inhoud, die aan de Rijnstreek zijn verbonden.
Het jaar 1905 (uitgave van L.J. Veen, Amsterdam). - De heer Veen brengt in dit boekje verschillende fragmenten of stukjes bijeen, van hen die bij hem uitgeven: Couperus, Jeanne Reyneke van Stuwe, Coenen, enz., enz. Portretten, afdrukken uit ‘Onze Kunst,’ enz., enz. versieren de uitgave, die tevens voorzien is van kalender enz. -
L'Art (Revue mensuelle illustrée sous la direction de Paul Leroi. Rue de la Victoire Paris) September en October-afl: Het September-nommer heeft speciaal voor ons Hollanders iets aantrekkelijks, door een artikel van onzen Haagschen Gemeente-archivaris Servaas van Rooyen, (den schrijver der wetenswaardige Lelie-artikelen ‘Uit den Ouden Tijd’.) - Het artikel in l'Art is getiteld: Les Porte-Drapeaux du Musée communal de la Haye, par A.J. Servaas van Rooyen. Het wordt versierd door twee afbeeldingen, naar een schilderij van Van der Meer, en naar een van Houckgeest, beide aanwezig op het Gemeente-museum in den Haag. Zoo kunnen vaderlandslievende Lelielezers zich weer verheugen, dat onze geschiedenis en onze kunst de belangstelling wekt van het buitenland, gelijk uit de opname van dit artikel in een zoo veel gelezen Kunstwerk als l'Art opnieuw blijkt. -
- In het October-nommer van l'Art vind ik o.a. een belangwekkend artikel over Alfred Musset van F. Lhomme, en een eveneens zeer lezenswaardige bijdrage van E. Lassaugue over een model van den beroemden Franschen schilder Boucher, (uit den tijd van Lodewijk de vijftiende). -
| |
III. Boeken.
Uitgaven van H.J.W. Becht te Amsterdam, De Waterwolf. (Een dorpsvertelling uit den tijd der Droogmaking van het Haarlemmermeer) door J. Eigenhuis.
Dat ik een groote bewonderaarster ben van het talent en het gezonde realisme, waardoor Eigenhuis zich kenmerkt en in ‘Beproefden’ en in ‘Stoere werkers’, had ik reeds vroeger gelegenheid uitvoerig te zeggen in het Soer: Handelsblad, naar aanleiding dezer twee boeken. Ook ‘De Waterwolf’ kenmerkt zich door datzelfde forsche en eerlijke van toon en van levensopvatting, waardoor Eigenhuis m.i. zoo hoog uitsteekt boven de hedendaagsche auteurs. Van hem mag men zeggen dat hij puur realist is, maar toch nergens vervalt in het vuile, vieze, onkuische genre. Zijn verhalen uit het boerenbestaan zijn stukken gezond, waarachtig menschenleven. Dikwijls doet hij mij, behoudens het verschil tusschen den volksaard van Vlaming en Noord-Nederlander, in zijn verhalen denken aan die van Stijn Streuvels.
Onzichtbare Ketenen door Selma Lagerlöf. Naar het Zweedsch van Margaretha Meyboom en
Christus-legenden van Selma Lagerlöf. Naar het Zweedsch van Margaretha Meyboom.
Deze nieuwe werken van Selma Lagerlöf behoef ik niet uitvoerig te bespreken noch aan te bevelen. Haar naam spreekt voor zichzelf. En hetzelfde kan ik zeggen wat de vertaalster betreft. Als mej: Meyboom een boek uit het Zweedsch vertaalt, kan men
| |
| |
reeds vooraf eenigszins gissen hoe het zijn zal, namelijk degelijk.
Folke Rehn. (Een boek van een sanatorium). Naar het Zweedsch van Sigge Almèn, vertaald door Jeannette E. Keyzer. Naar aanleiding van verschillende andere boeken had, ik onlangs gelegenheid ook Folke Rehn uitvoerig te bespreken in het Soer: Handelsblad. Ik zal misschien de gelegenheid hebben later ook in de Lelie op den inhoud terug te komen. Thans zij het voldoende te zeggen, dat Folke Rehn, dat in Zweden een zéér gunstig onthaal vond, en door de Zweedsche pers werd vergeleken met Gösta Berling van Selma Lagerlöf, wat letterkundige waarde aangaat, niet in de verste verte op één lijn kan staan met dat beroemde werk, waarmede Selma Lagerlöf haar naam vestigde. De inhoud echter vergoedt door zijn nobele strekking zeer veel van de zwakheden in den stijl en de uitwerking. - Evenals van zoovele uit het Noorden tot ons komende boeken, kan men ook van Folke Rehn zeggen, dat het een ‘goed’ boek is in den besten zin van het woord. - Is het niet Jeannette E. Keyzer, die ons dat juweeltje: ‘Het Recht van het Gevoel’ vertaalde?
Trinette door Herman Heijermans (derde druk) en Schetsen van Samuel Falkland (Herm: Heijermans) achtste bundel. -
Over Heijermans had ik meer dan eenmaal gelegenheid mijn meening te zeggen. Als tooneel-schrijver, 't zij men zijn stukken graag ziet of ze vervelend vind, zooals ondergeteekende, beteekent hij in elk geval wat, is hij iets. Als schetsen- en novellenschrijver zou hij nooit eenigen opgang gemaakt hebben, indien zijn tooneelstukken hem niet de baan geëffend hadden. Toen Kamertjes-zonde onder pseud: verscheen, is het totaal onopgemerkt voorbijgegaan. Eerst nadat de tooneelschrijver Heijermans naam kreeg, en Kamertjes-zonde onder den eigen naam van den auteur werd herdrukt, grepen de koopers er gretig naar... Trinette zou geloof ik evenmin drie drukken hebben beleefd, als de schrijver niet Heijermans heette. Hoe dit zij, ik vind zulk genre van werk goor en onhebbelijk, en ik raad iedereen het niet te lezen. Van Zola's realisme heeft het niets. - Zoo boeiend en eerlijk als deze blijft in zijn werk, zoo vervelend en gewild en aanstellerig in het uitwerken van onnoodige details wordt Heijermans.
Mijn jongens. (Een zomerboek voor groot en klein) naar het Zweedsch van Gustaaf af Geijerstam. Vertaald door Hendrika Bleeker. - Gustaaf af Geijerstam heeft ons zóóveel mooie, innig-gevoelige boeken gegeven, dat wij van hem iets beters en diepers verwachten, dan een oppervlakkig werkje als Mijn jongens. Maar aan den anderen kant kan men het een schrijver, die reeds zóóveel gaf, te beter vergeven wanneer er ook eens iets tusschen door sluipt, dat eigenlijk niet voldoet aan hóóge eischen...
Machtsbegeerte. Naar het Noorsch van Jonas Lie, vertaling van Jeannette E. Keyzer.
Evenals van Selma Lagerlöf kan men ook van Jonas Lie zeggen, dat zijn naam een waarborg is. Niet alsof deze twee auteurs veel gemeen hebben. Lagerlöf is veel ‘moderner’, (in den goeden zin), zou ik zeggen. Ze schrijft mystieker, gevoeliger, godsdienstiger óók, in zekeren zin. En Jonas Lie vertegenwoordigt zoo recht die gezonde, min-of meer uitstervende richting van stoer, eenvoudig proza. Hij schrijft niet enkel een zielsontleding, een inwendig conflict. Hij geeft U een verhaal, een boeiend, goed-geschreven en goed-gedacht verhaal, gegrepen uit het echte, gewone menschenleven, en waaraan de diepe zin niet ontbreekt, voor hen die weten te lezen en te verstaan.
Uitgaven van W.L. Brusse, Rotterdam.
Boefje door M.J. Brusse (5de druk, 10de duizendtal). Volksuitgave. De feiten spreken hier voor zich zelf. Als een boek zóó vlijtig gelezen wordt, dan zit er wat in, ten goede of ten kwade. Hier zit er niets dan goeds in. Ik had verleden jaar reeds gelegenheid dat te zeggen, en de uitgever, die achter in het boekje tal van oordeelvellingen afdrukt, heeft ook mijn meening daarbij opgenomen. Dus behoef ik slechts met nadruk te verwijzen naar hetgeen ik toen heb gezegd:
‘Ik heb 't met veel waardeering voor den auteur gelezen, en beveel het aan ter lezing aan al degenen, die nog in staat zijn over wat anders na te denken, dan over het eigen-lieve-ik, en wat daarmee in direct verband staat.’ -
- Kleine Bandeloozen door Frits Leonhard. - De woorden, die ik schreef naar aanleiding van ‘Boefje’, zou ik evenzeer willen zeggen naar aanleiding van: Kleine Bandeloozen. - Het is goed dat wij van nabij bekend worden gemaakt met de ellende en de verkommering, waarin zoo heel veel kinderen groot worden. Is het wonder, dat zij, die kleine straatbengels, snoepen voor de bedelcenten die gij hun geeft, stelen als gij hun niets geeft, vloeken, drinken
| |
| |
zelfs!? Arme verschoppelingen der maatschappij! 't Is alleen maar de vraag, of zulke toestanden, hoe dringend ze ook verbetering behoeven, te verbeteren zijn? Hoe dat zij, het is in elk geval reeds een geluk, wanneer het medelijden wordt gewekt van die velen, die nooit nadenken, en wien de oogen misschien zullen opengaan door de lezing van dergelijke lectuur. Het is daarom goed dat het uiterlijke kleed niet is verwaarloosd. De teekening van die jongens, op de omslagen der boekjes, geeft een beeld van hen dat den gewonen lezer niet afstoot, maar veel meer sympathie wekt. Voor de meerderheid is zoo iets uitstekend...
M. von Eschstruth. Aurelie von Hammer, vertaling door mevr. L.J. van der Meer - van den Borch van Rouwenoort (een verhaal voor jonge meisjes). Deze schrijfster stel ik eenigzins op één lijn met het genre Marlitt, Heimburg, Werner, enz. De lezer weet dan waaraan hij zich te houden heeft. In mijn tijd waren de boeken van Marlitt en Werner grage, maar wel-eens verboden kost voor ons bakvischjes. Met Heimburg was het iets anders; die schreef zoo gemoedelijk-lief dat we hare boeken altijd mochten lezen. Intusschen is dit verhaal bepaaldelijk ‘voor jonge meisjes’, en die van Werner en Marlitt, die ik bedoel, waren voor volwassenen bestemd.
Uitgaven van L.J. Veen.
Bloemlezing uit Guido Gezeile's Gedichten (tweede druk). - De gedichten van Guido Gezelle hebben zoo'n opgang gemaakt, dat ook een bloemlezing eruit niet anders dan welkom kan zijn, gelijk dan ook de herdruk bewijst. Persoonlijk ben ik niet in staat hem te waardeeren, zooals hij, volgens ‘bevoegde critici’, schijnt te verdienen. Ik vind zijn verzen gewrongen, en leelijk van bouw. Behoudens een zeer enkele uitzondering laten zij bij mij geen indruk hoegenaamd na.
Luitenant-Generaal J.B. van Heutsz, door Alex, met 15 platen en schetskaart. Over generaal van Heutsz is zóóveel te doen geweest, dat een boekje over hem mij des Guten zu viel wordt. Maar zijn vele bewonderaars zullen 't wel graag lezen, en ik moet zeggen dat de vele platen die lezing in elk geval zeer aantrekkelijk maken.
Peter Halket van Mashonaland, door Olive Schreiner (derde goedkoope druk). - Van een zóó algemeen bekend boek behoef ik te minder te zeggen, waar het nu reeds ten onzent een derden druk beleeft. Het is een boek dat gelezen verdiende te worden, en dat, wat niet altijd gebeurt met zulke boeken, ook gelezen is.
Vluchtige Verschijningen door Frans Coenen. Dit is een zeer onbeduidend bundeltje. Het bevat verschillende korte, onbeteekenende schetsjes, o.a. Honden en menschen, dat, meen ik, óók reeds stond in het jaar 1904 (van L.J. Veen). Het leelijke, dat ik heb aan te merken op de grootere werken van Coenen, ontbreekt hier, en het goede, dat daarvan te zeggen viel, evenzeer. Onbeduidend is het eenige woord er voor.
Zestien door Jeanne Reijneke van Stuwe en Zeventien door Jeanne Reijneke van Stuwe. - In een dagboek-relaas opgesteld, is dit geleuter van een bakvisch nog onleesbaarder voor mijn smaak, dan wanneer de schrijfster had goedgevonden een gewonen roman van haar verhaal te maken. De inhoud heeft een sterke gelijkenis met het banale gedoe van ‘De Heer van de State,’ het eerstelingwerk van die schrijfster. Jeanne Reijneke van Stuwe, ik heb het dikwijls genoeg gezegd, heeft talent om, als zij wil, een boek te maken waar iets in zit. Dergelijk gewauwel als Zestien en Zeventien schrijft zij misschien uit andere redenen, dan uit behoefte een ‘kunstwerk’ te scheppen. Hoe dit zij, er zijn misschien velen, die dit soort van leesgezelschap-lectuur beter zullen begrijpen en zullen waardeeren, dan sommige harer ernstig-bedoelde scheppingen als Judith b.v., of Tragische Levens. Voor dezulken zij gezegd als aanbeveling, dat Zestien en Zeventien niets heeft noch van Hartstocht, noch van Tragische Levens, noch van Liefde, maar een vrij-onschuldig relaas bevat van jonge meisjes-gedoe, geschreven in een zeer banaal dagboek-trantje...
Liefde, door Jeanne Reijneke van Stuwe. Dit boek heb ik een uitvoerige bespreking gewijd in het Soer. Handelsblad. Waarlijk niet, omdat ik 't zoo mooi vind. Integendeel. Uit louter verontwaardiging, dat deze schrijfster zinnelijkheid, ja, laat mij 't woord maar noemen, wellust, gelieft voor te stellen als liefde, heb ik in het door mij bedoelde artikel breedvoerig uiteengezet, op grond van haar eigen boek Liefde, hoe en waarom het een beleediging is, het woord Liefde aangedaan, wanneer Jeanne Reyneke van Stuwe zich met dat onderwerp inlaat in haar boeken. Laat zij haar talent gebruiken voor de ontleding van wat zij wil; talent heeft zij. Maar liefde-beschrijven kan zij niet. Zij beschrijft zuiver dierlijke wellust.... Zoodra de plaats- | |
| |
ruimte het toelaat, hoop ik mijn artikel uit het Soer: Handelsblad in zijn geheel over te nemen. Hier zij thans nog slechts gezegd, dat de stijl zeer vervelend is, en dat er van handeling, noch van een ook maar eenigszins waarschijnlijk verloop der dingen ook maar iets valt te bemerken. Liefde is ‘Maakwerk’ van het slechtste allooi.... Het mist al de deugden die de overige werken der schrijfster kenmerken. En het bezit al de gebreken daarvan. -
Uitgaven van H. Honig, Utrecht.
Ingeborg Maria Sick. De verborgen mensch. (beelden en schetsen). Naar het Deensch van A. Gorter - De Waard. Over Ingeborg Maria Sick heb ik eerst onlangs zoo waardeerend in de Lelie geschreven, dat ik den Lelie-lezers niet behoef te zeggen, hoe gaarne ik een nieuw boek van haar ter hand neem. Wel hebben we hier slechts te doen met korte meer onbeduidende schetsen; maar ook die kenmerken zich door groote gevoeligheid en een reine levensopvatting. -
In het drukke bosch. Naar het Deensch van Carl Ewald. Vertaling van mevr: Logeman van der Willigen. - Carl Ewald is, indien ik mij niet vergis, de schrijver van dat zoo bij uitstek fijngevoelige boek: Mijn kleine Jongen. Ik heb dat indertijd uitvoerig in het Soer: Handelsblad besproken. Zoo ik 't niet met alles ééns was, wat de schrijver beweert, als geheel genomen heb ik oprecht genoten van zijn werk. In het Drukke Bosch is een verzameling verhalen, aan de Dierenwereld ontleend, die mij tamelijk koud hebben gelaten. - -
Liefde en Strijd door P. Fr. Rist (naar het Deensch van Mevr. Logeman-van der Willigen). De naam van dezen auteur is voor mij nieuw. De inhoud van het verhaal is eenigszins historisch. Het speelt in 1658. Deze beide dingen maken dat het m.i. meer geschikt is voor Deensche smaken, dan voor de onze. Maar het is aan mevr. Logeman-van der Willigen wel toevertrouwd voor haar overzettingen uit het Deensch een goede keuze te doen.
De roman van een studente, naar het Duitsch van Rudolf Stratz. Hier hebben we weer te doen met een zeer bekend, en in zijn vaderland zeer geliefd romanschrijver. De titel van het boek is aantrekkelijk voor hedendaagsche vrouwen. 't Verhaal eindigt met een beschouwing over liefde en vriendschap tusschen een man en een vrouw, die wel interesseeren zal aan de vele Lelielezers welke zich, blijkens de Ingez: stukken, zoo gaarne met dat onderwerp bezighouden. Voor mijn smaak is, zoowel die koele betuiging van Juffrouw Erna, als al haar verder doen, onuitstaanbaar-eigenwijs. Maar misschien zal het boek juist daarom wel in den smaak vallen van die vrouwen, die anders denken op deze punten dan ik; de smaken verschillen. In mijn smaak valt deze ‘roman eener studente’ niet.
De broeders Zemganno door Edmond de Goncourt. - Het voorwoord, dat aan deze vertaling voorafgaat, zegt reeds genoeg. De Broeders Zemganno is de eerste roman van de Goncourt die in het Hollandsch vertaald werd. Naar de meening van den vertaler tevens de geschikste. Daarover laat zich van meening verschillen. Maar het feit an und für sich, dat die Hollanders, die de werken van de de Goncourts niet in het oorspronkelijke kunnen lezen, thans althans in de gelegenheid worden gesteld daarmede in overzetting kennis te maken, dat feit is er een om zich over te verheugen; zoodat ik De Broeders Zemganno een ruime verspreiding toewensch.
In de Steppen door Maxim Gorki. Vertaling van J. Kuylman. Maxim Gorki is een veel bewonderd auteur in den laatsten tijd. Het is mij echter onmogelijk warm te voelen voor zijn werk. Het laat mij door en door koud. Ik kan niet anders zeggen, dan dat ik zijn talent hoogacht, maar zonder persoonlijk te kunnen genieten van zijn boeken. Dit geldt ook van: In de Steppen.
Uitgaven van H.J. van de Garde & Co., Zalt-Bommel -
Mary Adams. Uit het Levensboek eener vrouw. Bewerkt door Anna Neys-Ekker en Riccarda Huch en
Uit de Triomfsteeg. Bewerkt door Anna Neys-Ekker. - Deze beide boeken zijn door plaatsgebrek reeds langer blijven liggen dan mij lief was. Ik heb ze met veel belangstelling gelezen. Hier en daar waren gedeelten, die mij te lang voorkwamen, maar alles saamgenomen kan ik ze ter lezing aanbevelen.
Uitgaven van C.L.G. Veldt, Amsterdam.
Schuld en Boete (Raskolnikow) door F.M. Dostojewsky. - Over een zoo beroemd boek nog iets ter aanbeveling zeggen, lijkt mij overbodig. Het eenige bezwaar wat ik er tegen heb is, dat het te lang is. Veel Russische schrijvers schijnen van langdradigheid te houden. - Dat het boek nu reeds ten onzent een 2den goedkoopen druk beleeft, is wel een bewijs hoezeer het gelezen wordt. En dat verdient het ten volle.
| |
| |
Mevr. Bovary, door Gustave Flaubert. Vertaling van G.H. Priem. Wie kent niet Madame Bovary? Wie, die het fransch ook maar eenigszins machtig is, heeft niet genoten van dit meesterwerk! Intusschen, er zijn er, die nu eenmaal verstoken blijven van het genot de Fransche schrijvers in hun eigen taal te genieten. Voor hen is het een buitenkansje, dat iemand als G.H. Priem zich met zooveel liefde aan de taak der vertaling heeft gewijd. - Zoo ik hield van banale frasen, ik zou zeggen dat Priem ‘een goed werk deed’ door deze overzetting te ondernemen. Nu wil ik dergelijke afgezaagdheden liever overlaten aan zeker soort mijner collega's, en mij ertoe bepalen aan een ieder, die nu een werkelijk kunstwerk wil leeren kennen, aan te raden zich Mevrouw Bovary ten spoedigste aan te schaffen. -
Ernst Gronins. Romantisch Tijdbeeld door L.A.H. Drabbe. (Uitgever D. Buys Dz., Amsterdam). Dit dikke boek heb ik uitvoerig besproken in het Soer: Handelsblad, en zoo mogelijk zal ik ook in de Lelie later meer uitvoerig op den inhoud terugkomen. Thans moet ik er mij toe bepalen den lezers mee te deelen, dat Ernst Gronins niets heeft van het weerzinwekkende en onkiesche, dat mij zoo terugstuit in Levenslol. (Voor zoover ik weet is deze Drabbe waarschijnlijk dezelfde die Levenslol schreef, want de voorletters zijn dezelfde, en de uitgever van beide boeken, Levenslol en Ernst Gronins, is óók dezelfde.) De rechtvaardigheid gebiedt mij er uitdrukkelijk op te wijzen, dat de schrijver in dit nieuwe boek zich volkomen onthoudt van walgelijkheden en dubbelzinnigheden, ofschoon zijn onderwerp, het leven van een aankomenden jongen, daartoe alle gelegenheid bood. Socialistische tendenzen kruiden het geheel in zeer sterke mate, en dientengevolge is de wijze van voorstelling zeer eenzijdig. Maar als letterkundig werk alleen beschouwd, is Ernst Gronins een blijde gebeurtenis na het ergernis-wekkende Levenslol.
Tragische en Komische Oogenblikken, door M. de Vries. (Uitgever A.H. Adriani, Leiden.) - Reeds de titel van dit boek kondigt aan, dat het niet veel anders zijn wil dan een verpoozing in een verloren uur, zonder aanspraak op hooge kunst. Als zoodanig durf ik het gerust aanbevelen. Het is vlot geschreven, en leest zich daardoor prettig.
Gelukkige menschen. Roman naar het Zweedsch van Gustaf af Geijerstam. (Uitgevers Valkhoff & Co., Amersfoort). - In het Soer: Handelsblad heb ik dit boek van Geijerstam uitvoerig besproken, naar aanleiding van Karin Michaëlis: Benjamin. De vergelijking die ik trok tusschen deze twee boeken, (in beide wordt een kind ‘aangenomen’), hoop ik later nog wel eens in de Lelie over te nemen. Alvast zij hier gezegd, dat Geijerstam er zich afmaakt met het boek te laten eindigen op den avond-zelf waarop het kind wordt gehaald uit het weeshuis. Bij Karin Michaëlis is de zaak veel dieper opgevat, daar zij, zooals ik onlangs in dit blad uiteenzette, de gevolgen van het aannemen in later jaren op treffende wijze schildert. Gelukkige menschen is, het vergelijkende bij een boek als Klein-Broertje van denzelfden schrijver, een oppervlakkig-geschreven novelle, meer niet. Toch kenmerkt het zich door heel veel van die gevoelige gedachten en fijne trekjes, waardoor het werk van Geijerstam zoo hoog uitsteekt boven dat van velen zijner collega's.
Tuberculeus. Door W. Graadt van Roggen. (Uitgever Johan Pieterse, Wageningen.) Weder een boek dat ik in het Soer: Handelsblad uitvoerig besprak. Het is naar den inhoud geenszins dat, wat de titel zou doen vermoeden, somber. Integendeel, het is een boek van hoop en levensmoed, door lijden en verdriet heen. Ook bevat het, ondanks den ziekte-achtigen titel, volstrekt geen griezelige of onappetijtelijke bijzonderheden van medischen aard, (een der vele kunstjes heden ten dage van would-be realisten).
Verzen van Pol de Mont. (Lente-sotternijen en Twee eerste Idyllen) 2de druk (uitgever H. van Romburgh, Utrecht). - Van dezen zeer bekenden Vlaming, misschien de bekendste der Vlaamsche dichters ten onzent, kan ik zeggen, dat menigeen zijner verzen en kleinere gedichten mij heel lief zijn, en weer anderen veel te zoet en te sentimenteel aandoen voor mijn smaak. Een lustig liedje van lustig sterven (blz. 105) reken ik tot het beste uit dezen bundel. Behoudens het verschil tusschen den vroolijken Vlaming, en den ernstigen, godsdienstigen Noord-Nederlander, doet mij dit vlotte liedje denken aan den toon van Beets in sommige zijner gezonde, eenvoudige gedichten.
Pol de Mont (Verzen van Noord- en Zuid-Nederlandsche dichters) (uitgave van Tjeenk-Willink, Zwolle). Hier heeft de dichter een keuze gedaan uit dat wat hem goed leek in eigen land en ten onzent. - Dergelijke bloemlezingen kunnen niet anders dan subjectief
| |
| |
werk zijn. De verzamelaar zegt in een voorwoord, dat hij de uitgave ondernam door groote liefde tot de Ned: letterkunde. Hij heeft in den inhoud de namen der dichters, hun geboortejaar, en een zeer beknopten levensloop aangegeven. Van Helene Swarth koos hij o.a. hetzelfde gedicht, dat voor mij ook behoort tot haar allerbeste werk: Mijn haat.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
|
|