Nadat hij de zaak van alle kanten had bekeken, sprak hij van den zegen van zijn leer, waarmede hij niet anders beoogde dan het heil van de menschen. Het was of hij een loflied zong. Den geest zijner woorden zal ik trachten weer te geven. Hij zei:
‘Ik heb een tijd gekend dat gesprekken over zieleheil mij verveelden. Ik vond het zoo doelloos over de redding van een menschelijke ziel te praten, als zij die gered moesten er geen schenen te bezitten. Ik vond ook dat er geen reden bestond om te trachten het lichaam in stand te houden, als er geen ziel in huisde die de moeite daartoe waard was.
Toen ik later overtuigd werd dat het lichaam hoe langer hoe beter en gezonder zal worden, toen ik begreep dat de macht die de mensch over de natuur heeft, ten slotte de aarde dwingen zal een overvloed voort te brengen waar behoefte aan is; een rijkdom, die elke dam zal wegspaden, die kunstmatig kan worden opgeworpen om den stroom tegen te houden, toen stelde ik er belang in.
Een dam in een molenbeek bewijst alleen diensten als er niet te weinig of niet te veel water is. Als de stroom den ganschen omtrek overspoelt, dan heeft een dam geen de minste waarde. Ten dage dat het voedsel voor allen overvloedig zijn zal, wacht de aarde weder een sterk, gezond, mooi geslacht van menschen. Zoomin als in een oerwoud ongezonde herten worden gevonden, zullen op aarde ziekelijken ronddolen.
Een lied van vreugde en schoonheid zal over de aarde weerklinken!
Waarom wensch ik dat lied te bespoedigen? Niet omdat ik daar persoonlijk meer aan zal kunnen deelnemen, maar ik koester wel de hoop dat de dag niet verre meer zijn zal dat voedsel even ruim voorhanden is als lucht.
Het ware genot van het streven naar een hemel op aarde is het streven zelf. Waarom streven we naar schoonheid? Waarom hebben we het leven lief? Waarom houden we van muziek? Omdat het leven - de ziel van alles, harmonie is.
Er heerscht een regelmaat in het heelal die alle dingen dwingt om samen te stemmen in één accoord. Op vast bevel nemen de levenlooze voorwerpen vormen aan van harmonische schoonheid. Geen sneeuwklokje dat zich niet liefelijk schikt naar dit gebod. Om daaraan te voldoen kleurt de vlinder zijn vleugels en stemt de nachtegaal zijn lier. Zag de mensch wat hem in de toekomst wacht, wat zouden er jubeltonen opstijgen.’
Wilshire sprak hoe langer hoe opgewondener:
‘De componist regelt zijn symphonie, de schilder schikt zijn kleuren, de dichter zijn woorden, en de edele mensch zijn handelingen; dat alles geschiedt om harmonie te bevorderen; het loflied voor te bereiden.
Tot nu toe deden we dat onbewust. Zoodra wij leeren beseffen wat wij doen, zullen we dezelfde heerlijke gewaarwording ondervinden, die een Mozart zich boven den nachtegaal, een Raphael boven den bontgekleurden vlinder deed gevoelen.
Men kan genieten met den geest en met het lichaam, maar zonder het lichaam kan de geest niets. Mijn gemoed geniet meer van een symphonie dan mijn oor, maar het oor is noodig om de ziel te laten genieten.
Geen verheven ziel zal ooit kunnen wonen in een lichaam dat gebrek lijdt.
Het is met het leven als met kleine kabbelende golfjes, die door grootere golven worden verdrongen. Als de storm opzet dan krijgen de golfjes witte kopjes, daarna worden ze schuimende golven en komen de bruischende al die kleinere opslokken.
De menschen zijn nog in het stadium der witte koppen, maar de stormvloed nadert; ieder mensch wordt onweerstaanbaar uit zijn kleine kringetje gedrongen om zich aan te sluiten bij de groote en steeds grooter wordende golven, die zich op den levensoceaan vertoonen, voortgestuwd door het menschelijk denken.’
Zoo ongeveer sprak met schitterende oogen de Amerikaansche socialistische millionair Gaylord Wilshire. O wat had ik u in mijn nabijheid gewenscht, mijn doode, om hem te kunnen hooren.
Voor hen die het hun plicht rekenen nuttig te zijn voor anderen, is er niets belangrijkers dan het geluk der menschen en hun waarde te bevorderen. Die beide zaken staan in verband met zedelijkheid in politiek. Verbeterd moeten de verhoudingen der menschen onderling, maar ook van het eene volk met het andere. Dikwijls hoort men beweren: ‘ik bemoei me in het geheel niet met de politiek.’
Het zou heel goed zijn om zich niet om de politiek te bekommeren, als die dan ook de