Varia.
Over de vrouw.
In een vrij druk bezochte vergadering van de Debating Society, te Leiden, onder voorzitterschap van prof. Oppenheim gehouden, leidde mr. E.L. Van Emden, advocaat en procureur alhier, de volgende stellingen in:
I. Het meer en meer in de maatschappij optreden van de vrouw als concurrente van den man moet op den duur het familieleven onmogelijk maken, en de bestaande maatschappelijke orde omverwerpen.
II. De universitaire opleiding van vrouwen behoorde tot de bijzonder begaafden te blijven beperkt.
III. De wetgever behoorde zijn hulp te verleenen, om de financieele beletselen tegen het sluiten van huwelijken zooveel mogelijk weg te nemen.
In zijn toelichting merkte, volgens het verslag in de N.R. Ct., mr. Van Emden op, dat het een normaliteit is, dat menschen trouwen. Dit moest ook algemeen kunnen gebeuren. Het getal der mannen weegt vrij wel op tegen dat der vrouwen; aan financieele bezwaren moet de wet tegemoet komen, door de familieleden der bruid te verplichten tot het geven van een bruidsschat, en door opslag van salaris of loon te eischen in geval van huwelijk; voorts moet de wet gehuwden de voorkeur geven bij benoemingen, hun minder belastingen opleggen, en het vervullen van hun dienstplicht hun vergemakkelijken. De vrouw behoeft niet dom te blijven; door verbetering der meisjes-hoogere-burgerschool kan men haar de noodige ontwikkeling bijbrengen; doch wegens haar impressionabiliteit houde men haar ver van de hedendaagsche, verderfelijke literatuur, die leidt tot anarchisme en theosophie. De medische studie is wegens haar realisme voor haar volkomen ongeschikt, de juridische, vooral die van 't strafrecht, is het doorgaans ook. Ydelheid en mode zijn het, die meisjes tot de studie brengen, niet de behoefte om geld te verdienen, want voor alle betrekkingen is reeds overvloed van adspiranten; bovendien zou het studiegeld reeds een aardige bruidsschat vormen. Voor de wetenschap is van de vrouw niet veel te verwachten; steeds hebben muziek, schilderkunst, verloskunde, voor haar opengestaan, doch nooit hebben zij daarin iets groots gepresteerd. Men geloove ook niet, dat alle vrouwen naar volkomen gelijkstelling met den man verlangen; de meesten onder de feministen zijn opgezweept door agitatrices.
De defendeus ondervond van verschillende kanten, ook van vrouwelijke zijde, scherpe bestrijding. De voorzitter wilde de tweede stelling aldus geamendeerd zien: de universitaire opleiding van vrouwen behoorde, meer nog dan die van mannen, tot de bijzonder begaafde beperkt te blijven.
(Overgenomen uit Het Vaderland.)