Hetzij Hooge- of Lage-Staatskerk, Schotsch-Hervormd, Doopsgezind of Methodistisch - allen hebben hun dankoffers.
Een kerksch bakker bakt een monsterbrood dat prijkt op het altaar, u sterk in herinnering brengende de offerbrooden der Oude Joden, gemeenteleden brengen van alles wat hun tuin opleverde, het beste - groente, vruchten en bloemen.
Aan den vooravond van het feest komen de jeugdige gemeenteleden, jonge mannen en meisjes te samen, maken festoenen voor de pilaren, arrangeeren in de diepe nissen stillevens van uitgezocht fruit - meloenen en tomaten, appelen en peren, de reusachtige marrows en bloemkoolen, terwijl ook de eenvoudige savoye-kool en groote wortelen, de standaard-groente van een Engelsch-middel-klas-huishouden, niet ontbreken. Er heerscht vroolijkheid en opgewektheid onder de jongelui, men lacht, men babbelt - werkt - en - en flirt een beetje. Naderhand komt thee en cake, en menig jong paartje wordt gevormd.
En dan - komt de groote dag!
Weken te voren hebben de koorknapen de psalmen en gezangen ingestudeerd, en voor allen is het - iets in het vooruitzicht.
Ook mijn kleintjes gingen met hun nurse naar den namiddag-dienst, opzettelijk ingericht voor kinderen. Opgetogen en gelukkig kwamen zij thuis, babbelend over de mooie kerk - de kleurrijke bloemen - de groote meloenen!
En Baby zegt: ‘wat e mooie, hééle mooie jongens in witte b'ouses! Moeziek, o mooi! 'n Orgel?! 't was niet een orgel, - 't was e tano!’
De eenige voorstelling, die zij van een orgel heeft, is een straatorgel gedraaid door een Italiaansche vrouw met rooden hoofddoek - en dat te vereenigen met die mooie kerk!!
Toen moest ik zelf ook eens gaan kijken, en de avond-dienst werd door mij bijgewoond in de Staats-kerk van ons vriendelijk dorp. Het was er stampvol. Menigmaal had ik mij reeds afgevraagd, waartoe men toch zulk een groote kerk hier noodig had, in aanmerking nemende de vele kleine kerkjes en gebedshuisjes der verschillende sekten, nu begreep ik het. ‘Kerkgaan’ zei eens een Engelsche tegen mij, ‘is een verzetje - wat moet men anders zoo'n langen Zondag uitvoeren!’
Dat het voor velen een ‘verzetje’ was bleek duidelijk. Het orgel, speelde toen wij binnen kwamen, het was er licht en warm, kleurig en welriekend met al die bloemen, en hoewel ook hier die bezielde stilte ons omvatte, die opvalt zoodra men een kerk binnentreedt, - het waren vroolijke, gelukkigglimlachende gezichten, waar menig nieuwsgierig kinderkopje tusschendoor gluurde, gezichten van menschen die iets plezierigs, iets moois dachten te zien - er was geen hanghoofd-devotie - echte, noch gehuichelde.
De dienst begon - de gemeenteleden stonden op - het orgel zwelde aan, en gedragen op die tonen rezen de frissche, reine, hooge jongensstemmen van het koor, uitjubelend een danklied voor God's gunstbetoon, waarin de gemeenteleden hen volgden.
Toen knielden allen neder, terwijl de predikant in het wit, priesterlijk gewaad het gebed uitzong - de ‘responses’ van de gemeente waren als het gemurmel van een zacht-kabbelende beek.
A - a - men zongen allen - - - toen viel het koor in, opnieuw.
Er was veel muziek dien avond, en voor ons stijve, Hollandsche protestanten heeft een dergelijke dienst een erg katholiek bijsmaakje - toch verzekerde men mij dat deze kerk niet bijzonder ‘Hoog-Kerksch’ was. Wel - er was geen wierook, men maakt niet het teeken des kruises, hoewel het mij opviel dat de knielende menigte, bij het noemen van 's Heeren naam zich telkens boog - maar toch - het herinnerde in niets aan een protestantsche kerk. Die, in witpriesterlijk gewaad, gehulde dominee, de koorknapen in hunne witte surplus, het lichte, schitterende altaar, waarin de diepe nissen, groote, zonvormige, in goud-uitgevoerde medaillons waren geschilderd, die deden denken aan den Roomschen monstrans - het gezang der koorknapen onder begeleiding van orgel en viool - het was anders - héél anders - maar zeer interessant en indrukwekkend.
De preek was - een preekje. Geen wèl-uitgedachte, goed-voorgedragen rede, niets van dat alles. De man zijn accent was, hoewel hij de vicar is, niet erg beschaafd - zijn stem; scherp en raspachtig. Zijn voordracht zonder schoonheid, zonder eenig effect-bejag.
Voor mijn Friesche ooren, klonk het, als ik niet bepaald lette op den zin der woorden alsof Oeble Glûpert, den Frieschen Tartuffe, een zangerig-zeurige rede hield. Maar na dien preek - waarvan ik hoop dat de andere meer hebben meegenomen dan ik, de goeie